Liturgie

 
Ontstaan:Zoals Christus geboren is in een stal te Bethlehem, zo is het H. Misoffer ontstaan in de Zaal van het ‘Laatste Avondmaal’ te Jeruzalem.
Wat gebeurde daar eigenlijk?
Jezus nuttigde met zijn leerlingen het Paaslamoffer, dat in de Tempel reeds was geofferd.
Dit was dus Zijn ‘laatste Communie’ in het Oude Verbond.
Daarna heeft Hij met resten daarvan, 'Brood en Wijn,' het Paaslamoffer van het Nieuwe Verbond ingesteld: 'Daags voor Zijn Lijden, nam Hij brood in zijn heilige eerbiedwaardige handen, zijn ogen ten hemel verheffend tot God, Zijn almachtige Vader, dankte en zegende en brak het en gaf het aan zijn leerlingen zeggende: Neemt en eet hiervan allen: "Want dit is Mijn Lichaam.”
Eveneens, na het Avondmaal, nam Hij de Kelk (1) en weer dankend zegende die en gaf hem aan zijn leerlingen zeggend: "Neemt en drinkt daaruit allen: Want dit is de Kelk van mijn Bloed van het Nieuw en Eeuwig Verbond (Geheim van het Geloof), dat voor U en voor velen zal worden vergoten tot vergeving van de zonden.”
Christus was hierin Zelf het Paaslamoffer.
Hij was offeraar en offerande.
Zoals in het Oude Verbond de priesters in de tempel de zorg hadden voor het dagelijkse offer, zo moesten ook in het Nieuwe Verbond de priesters dagelijks het H. Misoffer opdragen.


Dit was een goddelijke bevel.

(1) -‘Kelk’ is verbonden met het lijden en offer.
Beker met maaltijd.
Het woord ‘Kelk’ is verbonden met Lijden en Offer, naar het woord van Christus: 'Kunt gij de Kelk drinken die ik drinken zal?' Ook zei Jezus: 'Vader, indien het Uw Wil is, neem dan deze ‘Kelk’ van mij weg…' ( Lucas 22,42).
De ‘kelk’ die Jezus gebruikte bij het Laatste Avondmaal was afkomstig van Melchisedech, koningpriester van Jerusalem.
Deze werd in de Tempel bewaard.
De twee leerlingen die uitgezonden waren om de voorbereidingen te treffen voor het Laatste Avondmaal waren – gezien het belang van deze avond-hoogstwaarschijnlijk Petrus en Jacobus (Marcus 14,13).

Historische ontwikkeling
De Canon, het wezenlijke van het Heilig Misoffer van de klassieke Romeinse Ritus, gaat terug op de Apostelvorst Petrus, de eerste paus.Paus Innocentius I (402-417) heeft van de Romeinse Liturgie gezegd: 'Iedereen weet dat wat door de Apostelvorst Petrus van de Romeinse Kerk is overgeleverd en tot vandaag wordt beschermd en door iedereen moet worden geëerbiedigd.'
Op kleine toevoegingen en veranderingen na van de pausen Gelasius (492-496) en Gregorius I (590-604), heeft de heilige paus Pius V, aansluitend op het Concilie van Trente, het Romeinse Missaal voor de hele Kerk voor altijd verplichtend gesteld.
Hiervoor heeft het Concilie van Trente de volgende motivatie: 'Het is met de menselijke natuur zo gesteld, dat zij niet gemakkelijk zonder de hulp van Boven tot de beschouwing van de goddelijke dingen kan geraken.
Dus heeft de Kerk bepaalde godsdienstige vormen ingevoerd.
Eveneens nam zij godsdienstige handelingen in gebruik, zoals betekenisvolle zegeningen, licht (kaarsen), wierook, gewaden en andere, soortgelijke zaken volgens apostolische ordening en overlevering.
Daardoor moest de verhevenheid van dit grote Offer in het bewustzijn van de gelovigen doordringen en door middel van zichtbare tekenen van godsvrucht en vroomheid worden zij tot beschouwing van de verheven Geheimen, die in dit Offer verborgen liggen, opgeroepen.
'Het "Heilige” moet heilig worden beheerd,' stellen paus en bisschoppen op de 22ste zitting van het Concilie van Trente.

De Celebratierichting:
De klassieke Romeinse Ritus drukt op volmaakte wijze het wezen uit van het Heilige Misoffer: de Presentia Realis, ofwel de Werkelijke Tegenwoordigheid.
Bedoeld is hier de persoonlijke tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus en de tegenwoordigstelling van Zijn Zoenoffer, het Kruisoffer. Daar de Priester als plaatsvervanger van Jezus Christus het Kruisoffer in de heilige Transsubstantiatie op onbloedige wijze voltrekt, staat hij naar de Hemelse Vader toegekeerd, aan Wie het Offer wordt opgedragen (versus Dominum, ad orientem), dus vóór het Offeraltaar.(2)

(2) Offeraars in alle religies staan daarheen gericht, voor wie het offer is bedoeld. Zo moeten Moslims zich bij hun dierenoffer naar Mekka richten, waar – volgens islamitisch geloof – Allah zijn zetel heeft in de Kaaba.

De Taal van de Cultus:
Het LATIJN is de taal van de klassieke Romeinse Liturgie.
In deze taal wordt het heilige Misoffer opgedragen.
Tevens heeft het LATIJN aan de basis gelegen van de bloeiende Europese Cultuur.
Het LATIJN is ook een hulpmiddel geweest voor de actieve deelname van de gelovigen aan het 'Mysterium Fidei,' ofwel de ‘Heilige Geheimen.' Zelfs de wereldlijke pers verklaarde 7 juli 2007, de dag van de uitvaardiging van het Motu Proprio van paus Benedictus XVI, dat de klassieke Romeinse Ritus van de Tridentijnse H. Mis weer werd toegestaan:

'Het is goed denkbaar, dat de Latijnse Ritus met haar plechtige aan de alledaagsheid onttrokken taal een belangstelling voor het heilige, voor het Mysterie oproept.
Ook de schoonheid ervan heeft meer aantrekkingskracht dan de nieuwe populaire vorm.
Men kan deze belangstelling zien als een uitdrukking van onze tegenwaarde.' (Berliner Zeitung)


Het LATIJN als cultuurtaal van de Heilige Mis is bovendien uitdrukking van de eenheid van de Kerk.
Zij biedt de gelovigen een thuis in anderstalige landen.
Het Latijn is de Moedertaal van de Katholieke Kerk.
Het is niet aan de veranderingen onderhevig waaraan moderne omgangstalen zijn blootgesteld.
Daarom is het Latijn voortreffelijk geschikt de eeuwige Waarheden (Dogma’s) van de Katholieke Kerk tot uitdrukking te brengen en ongeschonden te bewaren.
Met het LATIJN als cultustaal bij het voltrekken van de ‘Heilige Geheimen,’ volgt de Kerk het voorbeeld van Jezus, die de Psalmen bad niet in het Aramees, maar in de Hebreeuwse cultustaal van zijn tijd.
Wie de Latijnse gebeden wil verstaan, schaffe een Latjns-Nederlands volksmissaal aan.
De lezingen, het Evangelie en de preek worden ook in de Latijnse Missen in de moedertaal voorgedragen.

Mondcommunie:
In de klassieke Romeinse Liturgie is de Communie op de tong verplicht.
Communie betekent: vereniging met Jezus Christus.
Met de woorden 'Corpus Domini Nostri Jezus Christi, custodiat Animam tuam ad Vitam aeternam', vertaald: 'Het Lichaam van onze Heer Jezus Christus beware uw ziel ten eeuwigen leven', legt de priester de Heilige Hostie op de tong van de communicant.
De mondcommunie is een waarborg voor de vereiste eerbied en gepaste waardigheid.
Met de communie op de tong wordt het gevaar van ontering van de eucharistische gedaante, waaronder Jezus Christus op bijzondere wijze geheel en al tegenwoordig is – wezenlijk en duurzaam – voorkomen en verwijderd gehouden.

Heilige Tekenen:
In een Ritus is er samenhang tussen Woorden en heilige Tekenen.
De H. Mis van de klassieke Romeinse Ritus is verzegeld door een immer gelijkblijvende Ordening: de Ordo Missae. of het nu gaat om een stille H. Mis of een plechtig gezongen Hoogmis of een Pontificale Mis, de H. Mis volgens de klassieke Romeinse Ritus bestaat uit drie delen:
1. De Voormis: vanaf de voetgebeden tot het Credo.
2.De Offermis: Offerande, Consecratie, met Canon vanaf de Prefatie tot het Pater Noster en de Communie.
3. De Namis: vanaf het Communievers tot het Slotevangelie (Joh.1,1-14).

De mens is lichaam en ziel.
Wat het lichaam uitdrukt beantwoordt aan een innerlijke houding: Het aandachtig knielen en de kniebuiging drukken eerbied uit.
Het is een gebaar van aanbidding.
Zo ook het bewuste zwijgen op een heilige plaats is van ontzag. 'Terribilis est locus iste…' (Genesis 25,17), vertaald: ‘Vreeswekkend is deze plaats…’
De Canonstilte voor en na de Consecratie is uitdrukking van innige en levendige deelname (actuosa participatio) aan de heilige Geheimen van het Kruisoffer.
De groet: 'Dominus Vobiscum' ('De Heer zij met u') is het vervolg op de groet van de Engel Gabriël aan Maria: 'Dominus tecum.'
Vóór het Dominus Vobiscum kust de priester het Altaar, symbool van Christus, om heil en zegen over de gelovigen af te smeken.
Naar het volk gekeerd strekt hij beide handen uit als een symbolische omarming.