Twintigste zondag na Pinksteren
Epistel
Efesiërs 5, 1521
Broeders, zorgt
ervoor dat gij met alle omzichtigheid uw levenswandel inricht; niet als
onverstandigen, maar als wijze mensen, die de tijd benutten; want het zijn
kwade dagen.
Weest daarom niet kortzichtig, maar toont begrip voor de wil van
God.
Bedrinkt u niet aan wijn; want daaruit volgt losbandigheid; maar vervult u
met de Heilige Geest, en spreekt onder elkander in psalmen en lofgezangen en
geestelijke liederen, terwijl gij de Heer lofzingt in uw harten; en brengt
zonder ophouden voor alles dank aan onze God en Vader in de Naam van onze Heer
Jezus Christus.
Weest aan elkander onderdanig in de vreze van Christus.
Evangelie
Johannes 4, 4653
In die tijd was er
een zekere hofbeambte, wiens zoon ziek lag te Kafarnaüm.
Toen hij hoorde, dat
Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen, ging hij naar Hem toe, en verzocht
Hem om zijn zoon te komen genezen; want deze lag op sterven.
Jezus nu sprak tot
hem: "Als gij geen tekenen en wonderen ziet, gelooft gij niet.
De hofbeambte
zeide tot Hem: "Heer, kom toch, vóórdat mijn zoon sterft!
Jezus sprak tot hem:
"Ga heen, uw zoon is weer beter!
De man geloofde het woord, dat Jezus tot hem
sprak, en ging heen.
Toen hij nog onderweg was, kwamen zijn dienaren hem
tegemoet en berichtten hem, dat zijn zoon weer beter was.
Hij vroeg hun dan
naar het uur, waarop de beterschap was ingetreden.
En zij antwoordden hem:
"Gisteren in het zevende uur heft de koorts hem verlaten.
Toen bemerkte de
vader, dat dit juist het uur was, waarop Jezus tot hem zeide: "Uw zoon is weer
beter. En hij aanvaardde het geloof, hij zelf en geheel zijn huisgezin.
|
|