O, Koning der volkeren*

De 6de O-antifoon zingen wij heden bij de vespers: "O, Koning der volkeren, Gij verlangen van de heidenen, Gij hoeksteen, die Joden en heidenen verenigt.
Kom, breng heil aan de arme mensen, die Gij uit het stof der aarde gevormd hebt”.
 
Ook in de heidenwereld werkte CHRISTUS; Hij heeft aan de besten uit het heidendom het verlangen in het hart gelegd; nu moet de scheidsmuur vallen.
 
Overweging: Tot dusver waren de antifonen aan de joodse gedachtekring ontleend.
De Verlosser als vervulling van het Oude Verbond; de Christenen als de wettige opvolgers van het joodse volk Gods.
Wel klonken er enkele antifonen motieven van de bekering der heidenen.
Maar eerst de 6de antifoon spreekt de Verlosser als de Koning der heidenen en het Verlangen der heidenen aan.
Zowel de psalmen als de overige teksten bij de profeten spreken van de bekering van de heidenen.
De titel: "Koning der heidenen” komt woordelijk voor bij Jeremias 10,7; de uitdrukking: Verlangen der heidenen staat bij de profeet Aggeüs 2,8, waar het luidt: "Komen zal de verlangde voor alle heidenen” (Vulgaat).
Hoeksteen wordt de Verlosser genoemd op grond van verschillende plaatsen van het Oude en Nieuwe Testament.
Heerlijk is de tekst bij ISAÏAS 28,16 : "Zie, in Sion heb Ik een steen een stevige steen, een kostbare hoeksteen, als een grondslag gelegd.
Wie erop steunt zal niet wankelen.
 

Afbeelding invoegen

Christus noemt zichzelf de hoeksteen (Mattheüs 21,42) en wil daarmee zeggen, dat Hij het fundament, de geestelijke Drager en het Middelpunt van de Kerk is.
Maar de volgende bijzin toont, dat het beeld van de hoeksteen ook in betrekking tot de heidenen moet genomen worden: de Hoeksteen die Joden en heidenen tot een eenheid maakt.
Deze gedachte is van de Apostel Paulus, die in Efese 2,14, CHRISTUS als de vredestichter tussen Joden en heidenen schildert.
Tot dusver waren beiden streng gescheiden, nu valt de scheidsmuur: "Thans is er geen jood meer of heiden, geen slaaf en geen vrije, geen man en vrouw.
Want allen zijt gij één in CHRISTUS JEZUS” (Galaten 3,29).
Het gebed luidt positief (in tegenstelling tot de vroegere antifonen): Red (salva) de mens, die Gij uit leem hebt gevormd.
Juist de blik op de heidenwereld met hun geestelijke ellende en nood naar de ziel, bedoelt een beroep te doen op het medelijden van GOD; de mens heeft grote hulp van de genade nodig, anders is een redding onmogelijk.
Juist deze antifoon moet in ons een brandende zielenijver voor de bekering van de heidenen wekken.
Bedenken wij, dat het een vurige wens van CHRISTUS is, het Evangelie naar de heidenen te dragen; voor ons allen geldt direct en indirect het missiebevel.
Ieder van ons kan bidden, kan bijdragen tot de bekering van de heidenen.
Leggen wij in ons Adventsverlangen ook dit verlangen: Tot ons, d.w.z. onze heidense medemensen kome Uw Rijk.