Het MOEDERSCHAP van de Aller-zaligste Maagd Maria*

 
Gedachtenis van de viering van het Concilie van Ephese.
In het jaar 1931 werd tot grote vreugde van de gehele katholieke wereld het vijftien honderd jarig jubileum van het Concilie van Ephese gevierd (431).
Hierop werd door de vaders van het Concilie onder voorzitterschap van Paus Caelestinus tegen de dwaalleer van Nestorius het leerstuk vastgelegd, dat de Aller-zaligste Maagd Maria, uit wie Jezus werd geboren, waarachtig de Moeder van God is (Theotokos).
Paus Pius XI heeft nu in zijn vrome ijver het verlangen bekend gemaakt, dat de herinnering aan deze belangrijke gebeurtenis voortdurend in de Kerk zou voortleven.
Daarom liet hij het in Rome reeds bestaande gedenkteken van het Concilie van Ephese de Triomfboog in de Basilica Maria Major op de Esquilijn tegelijk met het dwars pand op eigen kosten vernieuwen.
Zijn voorganger Sixtus III (432-440) had deze boog met een heerlijk Mozaïek versierd, maar het was door de ongunst der tijden geheel en al beschadigd.
In een Encycliek heeft de Paus de dragende gedachten van het algemeen Concilie van Ephese vastgelegd en vooral het bijzondere voorrecht van de waardigheid van de Moeder Gods van de aller-zaligste Maagd Maria uitvoerig en met vrome liefde belicht, opdat de leer van een zo verheven Geheim in de harten van de gelovigen dieper zou worden verankerd.
Tegelijk stelde de Paus "de Gezegende onder alle vrouwen" de Moeder van God Maria en de heilige familie van Nazareth als voornaamste voorbeeld voor de waardigheid en heiligheid van het eerbare huwelijk en voor de godsdienstige opvoeding van de jeugd ter navolging.
Opdat eindelijk van deze gebeurtenis ook een Liturgisch gedenkteken niet zou ontbreken, bepaalde de Paus, dat het feest van het goddelijk Moederschap van de Aller-zaligste Maagd Maria met een eigen Mis en een eigen Officie elk jaar op 11 oktober in de gehele Kerk volgens de ritus duplex tweede klas zou worden gevierd.
 
 
 
 
 
 
 

Afbeelding invoegen