Derde zondag van de Vasten
Epistel
Ef. 5, 1-9
Broeders, weest
navolgers van God, als Zijn veelgeliefde kinderen; en leeft in liefde, zoals
ook Christus ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgeleverd als
een gave en een offer van welriekende geur voor God.
Ontucht echter en
onreinheid of hebzucht mag onder u zelfs niet genoemd worden, zoals het
heiligen past; evenmin iets oneerbaars, onbehoorlijke scherts of dubbelzinnige
taal, die niet te pas komt; maar veeleer gebeden van dankzegging.
Want weet en
beseft het wel: niemand, die zich overgeeft aan onkuisheid of onreinheid of aan
hebzucht wat afgodendienst is zal een erfdeel ontvangen in het rijk van
Christus en van God.
Laat niemand u misleiden met ijdel gepraat; want om zulke
dingen komt Gods toorn over de weerspannige mensen.
Daarom moet gij met hen
niet meedoen.
Want vroeger waart gij duisternis; maar nu zijt gij licht, in de
Heer.
Gedraagt u dus als kinderen van het licht.
De vrucht namelijk van het
licht bestaat in louter goedheid en rechtvaardigheid en waarheid.
Evangelie
Lc. 11, 14-28
In die tijd
dreef Jezus een duivel uit, die stom was.
En toen Hij de duivel uitgedreven
had, begon de stomme te spreken, en de menigte stond verbaasd. Maar sommigen
onder hen zeiden: Door Beëlzebub, de vorst der duivels, drijft Hij de duivels
uit!
En anderen, die Hem op de proef wilden stellen, verlangden van Hem een
teken uit de hemel.
Maar Hij kende hun gedachten, en zei tot hen: Ieder rijk,
dat innerlijk verdeeld is, zal ten gronde gaan, en het ene huis zal op het
andere vallen.
Wanneer dus ook de Satan innerlijk verdeeld is, hoe zal zijn
rijk dan kunnen standhouden?
Gij zegt immers dat Ik door Beëlzebub de duivels
uitdrijf.
Maar als Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf, door wie drijven uw
zonen ze dan uit?
Daarom zullen zij uw rechters zijn.
Doch als Ik door de
vinger Gods de duivels uitdrijf, dan is inderdaad het rijk van God onder u
gekomen! Zolang een sterke man in volle wapenrusting zijn erf bewaakt, is
geheel zijn bezit in veiligheid.
Maar als er iemand komt, die sterker is dan
hij, en hem overmeestert, dan ontneemt hij hem al zijn wapens, waarop hij
vertrouwde, en verdeelt zijn buit.
Wie niet mét Mij is, is tégen Mij, en wie
niet verzamelt met Mij, verstrooit!
Wanneer de onreine geest uit iemand is
weggegaan, zwerft hij rond in dorre streken, waar hij zoekt naar rust.
En als
hij die niet vindt, zegt hij: Ik ga terug naar mijn huis, waar ik ben
uitgegaan!
En bij zijn komst vindt hij het schoongeveegd en in orde gebracht.
Dan gaat hij zeven andere geesten halen, nog bozer dan hijzelf, en zij treden daar
binnen, en vestigen er hun verblijf.
Zo wordt de laatste toestand van die mens
nog erger dan de eerste.
En terwijl Hij zo sprak, verhief een vrouw uit de
menigte haar stem en riep Hem toe: Welzalig de schoot, die U mocht dragen, en
de borst, die U mocht voeden!
Maar Hij zei: Ja, waarlijk zalig zij, die het
woord Gods aanhoren en het bewaren!
|
|