De boom, als het Rijks Gods
Broeders en zusters in
Christus,
Vandaag horen we,
evenals vorige week, wederom een parabel.
Christus zegt: "het
Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand in zijn akker gaat
zaaien”.
Het moet alleen nog
ontkiemen, groeien en rijper worden.
Ja, zelfs ontkiemt er
plotseling een zaadje.
Het zal uitgroeien tot
een boom.
Een boom: symbool van
rust en vrijheid, van geborgenheid.
Symbool van kracht,
stevigheid en duurzaamheid.
Bomen staan diep
geworteld in de aarde, onwrikbaar en onverwoestbaar, ze verheffen hun kruinen
naar de hemel, ver boven de aarde.
Dat alles biedt een
boom, maar het belangrijkste is vooral de veiligheid, een veiligheid die ook te
vinden is in het Rijk Gods.
Daarom zegt Christus
ons ook in de parabel: "Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje, dat
uit gaat groeien tot een boom.
Een boom waarin de
vogels des hemels in zijn takken komen nestelen”. ( Matth. 13, 32)
Het is de boom des
levens – de H.Kerk. |
Maar we moeten er voor waken dat we twee dingen niet gaan verwarren namelijk: hoe heeft Christus dit bedoeld en gezien en wat hebben wij er van terecht gebracht?
Christus is dat mosterdzaadje dat uitgroeide tot een grote boom, tussen zijn takken mogen wij ons veilig weten.
Maar er is in de loop jaren heel wat gesnoeid in de boom, velen hebben de genade van Christus links laten liggen.
Ze zijn belust op hoogmoed, eigendunk, egoïsme.
Ze laten zich strelen door de roem, laten zich verrijken met eretitels en laten wereldse versierselen opspelden.
Medegelovigen, het Rijk Gods groeit door nederigheid.
Want al wat waarachtig en sterk is, groeit altijd vanuit nederigheid.
Van daaruit begint ook altijd het leven met God, het intieme leven met Christus zelf.
Echte grootheid komt voort uit diepe nederigheid.
Mensen die doordrongen zijn van het grote geheim van Gods leven in ons, maken vaak tijden mee als donkere nachten, tijden van loutering, zowel lichamelijk als geestelijk.
Het rijpt ons hart tot een innige band met de Heer, met onze Schepper.
Broeders en zusters, het kleinste zaadje is Christus zelf, die vernederd werd, stierf en begraven als een graankorrel in de aarde.
Maar Hij verrees uit de doden en werd zoals de parabel het zegt: een grote boom!
En wij zijn de vogels die in die boom troost zoeken als wij ons verdrietig voelen, als wij te lijden hebben van pijnen en vermoeidheid.
Beste mensen,laten we het zaad laten rijpen in ons hart, zodat wij steeds inniger verbonden worden met Christus en onze Schepper.
Dat wij, zoals de tweede parabel beschrijft, het zuurdesem mogen zijn, die het deeg laat rijzen.
Zo mag iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid meten, of men nu priester is of leek, wij zullen ons allen moeten verantwoorden voor Gods Aanschijn.
Want laten we eerlijk zijn, hoe is het in Godsnaam mogelijk, dat we na meer dan tweeduizend jaar zo weinig van Christus’ opdracht hebben terecht gebracht.
Ja, waarom?
Omdat velen geen zuurdesem zijn!
Moge ieder van ons zijn eigen verantwoordelijk, onderzoeken en meten.
Zodat velen weer kunnen schuilen in de boom, bij Christus.
Amen.
Hans Smits