293. Wie nemen onrechtvaardig het goed van de naaste?
Diegenen nemen onrechtvaardig het goed van de naaste, die stelen, die bedrog plegen in koophandel, de woekeraars, de werkgevers die het rechtvaardig dagloon niet betalen, de oneerlijke arbeiders, en al degenen die iemand beroven van hetgeen hem toekomt. |
|