Steunpilaren

 
Broeders en zusters in Christus,
Vandaag gedenken wij twee pilaren waarop Christus Zijn Kerk heeft gebouwd, Petrus en Paulus.
De twee grote steunpilaren van de jonge Kerk.
Zowel in de persoon van Petrus als die van Paulus wordt zichtbaar wat God tot stand brengt in mensen die de moed hebben om te geloven en daarvan, ondanks alle zwakte, te getuigen.
Zij hadden de moed om hun leven te bouwen op Gods kracht en genade.
Petrus en Paulus stelden een groot vertrouwen in de leiding van de verrezen Heer.
Menselijkerwijze ligt het eigenlijk helemaal niet voor de hand dat zij door Christus worden uitgekozen.
Petrus die de Heer drie maal zal verloochenen en dan Paulus die een van de eerste christenvervolgers was.
Toch werden zij door de Heer aangesteld om Zijn Kerk vertegenwoordigen.
Ja, kennelijk legt Christus andere maatstaven aan dan de mensen.
Zo blijkt hier ook heel duidelijk uit, dat de roeping tot een bediening in de Heilige Kerk geen verdienste is van eigen kwaliteiten, maar een gave van God.
Jezus vraagt dan ook Petrus niet naar zijn kennis of deskundigheid maar onderzoekt zijn geloof!
Beiden worden innerlijk door Christus gegrepen, Petrus om visser van mensen te worden en Paulus om leraar der volkeren te worden.


Door Christus gegrepen worden betekende voor hen de bereidheid zich door Christus te laten leiden door de kracht van de Heilige Geest.
Daarom kon Petrus ook vol overtuiging zijn geloofsbelijdenis uitspreken.
We horen dan ook de Heer aan Petrus vragen: " Maar gij.. wie zegt gij dat Ik ben?”
Beste mensen, nog steeds wordt door Heer ook aan ons deze vraag gesteld: " Wie zegt gij dat Ik ben..?”
Wie het evangelie goed leest ziet tal van aanwijzingen voor Zijn goddelijkheid.
Door de vele wonderen laat Jezus ons zien dat Hij God is.
Wonderen zijn het die groot zijn: doden opwekken, blinden laten en doven laten horen….
Hij geneest melaatsen en drijft duivels uit.
Als wij dit allemaal lezen en erkennen dan mogen we met Petrus zeggen: " Jezus is waarlijk de Zoon van God, de Redder van de wereld”.
Wij horen Christus tegen Petrus zeggen: "Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen”.
Het ambt van Petrus steunt op het vertrouwen in God, in Jezus Christus.
Deze Kerk is op een rots gebouwd en leeft vanuit de kracht van de verrezen Heer en daarom zullen de kwade machten, de duivel, haar nooit overweldigen.
Daarom mogen wij uit deze woorden onze kracht halen om te blijven bidden en vertrouwen dat Moederkerk altijd zal blijven bestaan.
Het zal zeker geen grote aantallen meer kennen, maar haar toekomst is zeker, want zij is gebouwd op de rots.
Hoewel ons aantal klein zal zijn, zullen wij net als de apostelen naar buiten moeten treden en getuigen van ons geloof dat Christus waarlijk de Zoon van God is!
Hierbij gaat het niet om welke opleiding men heeft genoten, want ook Petrus was maar een eenvoudige visser en toch werd hij de eerste paus van de Kerk.
Nee, het gaat erom te leven en te handelen vanuit het geloof, wetende dat het Christus is die ons terzijde staat, ons de kracht geeft om het dienstwerk getrouw te vervullen, zoals wij dit vandaag lezen in de tweede lezing.
Zelfs als de apostelen wereldlijke tegenstand ontmoeten, dan is het God die hen reddend nabij komt.
Dank zij dit rotsvaste geloof kon de Kerk opgebouwd worden.
Petrus ontving van Christus de sleutels van het Rijk der hemelen en Paulus ging rond als prediker om het evangelie bij de mensen te brengen. Zoals hij zelf schrijft: "De Heer heeft mij terzijde gestaan en mij kracht gegeven om mijn ambt als prediker van het Evangelie ten einde toe te vervullen”.
Het was een haast bovenmenselijke taak die zij hebben vervuld en zij hebben daarbij de kracht geput uit het gebed van de Kerk.
Het evangelie stelt ons dus ook de vraag: "Wie is de Mensenzoon?”
Wie is Jezus Christus volgens de opvattingen van de mensen en wie zeggen wij dat Hij is?
Deze vraag stelt Jezus aan zijn leerlingen als ze in de streek van Caesarea zijn aangekomen, een plek vol afgodentempels.
Ja, wat en wie de mensen wel niet allemaal kunnen verafgoden!
Dan vraagt de Heer temidden van deze afgoderij: "Wie ben Ik voor jullie?”.
Het gaat hier namelijk over een hele oude verleiding, om te willen zijn zoals de andere mensen.
Dat was ook bij het Joodse volk, in het oude Testament, de grote verleiding, te willen zijn als de omringende heidenvolken.
Dat is ook vandaag de dag de tijdgeest, mensen kijken soms jaloers naar mensen die het niet zo nauw nemen met God en gebod, want zij schijnen het veel beter te hebben.
Maar gaat men zich dan niet inlaten met afgodendiensten, zitten we dan niet vast aan dingen en gaat men dan niet op in mensen en dingen van de wereld?
Laat men zich dan niet leiden door werk, gevoelens van teleurstellingen, verlangen naar macht, geld en genot?
Als we dit nastreven komen we vast te zitten aan de dingen van de wereld die voorbij gaan, ja, aan een wereld die voorbij gaat.
Want dan laten wij ons leiden door iets wat belangrijk is in het oog van de mensen.
Daardoor gaan wij iets of iemand juist verafgoden.
Dan zal de stem van Christus weerklinken: " Wie zegt gij dat Ik ben, wie ben Ik voor U?”.
Dan kan en mag er maar één antwoord op deze vraag zijn: "Wij willen het niet zoeken in het vergankelijke dat de wereld aanbiedt, wij weten zeker dat Gij de Christus zijt, de eniggeboren Zoon van de Levende God en onze Heer, die in deze wereld is gekomen”.
Dat, beste mensen, is ons Credo, ons geloof, dat is onze belijdenis.
Laten wij bidden dat wij steeds meer gaan lijken op Christus.
Laten wij de goede strijd strijden, zoals Petrus en Paulus, want dan kunnen we zeker zijn van de eindoverwinning.
Amen.

Hans Smits