De Kerststal

 

door Mgr. drs. H.W. Woorts, bisschoppelijk vicaris voor liturgie in het Aartsbisdom Utrecht

Hoe verschillend de kerststallen in onze kerken en huizen ook kunnen zijn, ze laten veelal dezelfde figuren en dieren zien. Deze figuren en dieren zijn er niet zomaar en wat zij te zeggen hebben, moet ook blijken uit de wijze waarop zij zijn opgesteld.

Ontwikkeling

De oudste voorstellingen van de geboorte van Jezus en de aanbidding van de Wijzen dateren uit de derde-vierde eeuw. Centraal ligt het Kind in doeken gewikkeld in de kribbe met de os en de ezel als zijn voornaamste gezelschap.

Bij de aanbidding door de Wijzen houdt Maria - gezeten op een stoel - het Kind (uitgebeeldals een jonge leraar) voor zich op schoot. De Wijzen dragen hun geschenken aan. Zij lopen alle drie en kennen nog geen onderscheid in leeftijd, houding en huidskleur.

Vanaf de 12de eeuw komt er meer aandacht voor het menselijke, het gevoel, de emotie. De H. Bernardus van Clairvaux mediteerde over de armoede van de stal. De H. Franciscus van Assisi bracht het in beeld: in 1223 hield hij een kerstviering bij de grot bij Greccio, waar toen de afbeelding van het Kerstkind te zien was, met een echte os en ezel. Hij wilde de armoede van het Kind en daarmee zijn lijden met eigen ogen zien. Na deze 'levende' kerstal van de H. Franciscus komen er kerststallen met losse beelden. Eén van de oudste is van Arnolfo di Cambio uit ca. 1289; deze is te zien in de schatkamer van de basiliek Santa Maria Maggiore te Rome. Maria is dan ook op een flinke verhoging gezeten met het naakte Kind op schoot.
 
 
Stal of grot

Kerstbeelden worden geplaatst in en rond een stal of grot. Beide hebben 'oude papieren'. De evangelist Lucas zegt enkel "dat er geen plaats was in de herberg" en dat het Kind werd neergelegd "in een kribbe" (Lc. 2, 7) ofwel een voerbak. In het westen is men daarom de geboorte van Jezus gaan verbeelden in een stal. Rond Bethlehem waren grotten en onder de Geboortekerk (4e eeuw) bevindt zich de 'Geboortegrot'. In het Oosten wordt de geboorte van Jezus daarom voorgesteld in een grot. Soms zien wij op Westerse afbeeldingen een combinatie: een grot met een houten uitbouw. De grot heeft ook de symboliek van duisternis en dood, waarin het Licht (Christus) wordt geboren om ons te verlossen van zonde en dood. In de Middeleeuwen gaat in het Westen de stal gecombineerd worden met een ruïne: een verwijzing naar het voormalige paleis van koning David in Bethlehem, om uit te drukken dat Jezus de Zoon van David is, een afstammeling van Israëls grote koning.
 

Os en ezel

De ouste voorstellingen laten zien dat de os en de ezel zich het dichtst bij het Kind bevinden. Dat is niet vanuit een later idee dat het zo koud was in Bethlehem en dat de os en de ezel daarom het Kind moesten verwarmen. De os en de ezel komen niet voor in de Evangeliën of andere geschriften van het Nieuwe Testament. Toch is men in de Oudchristelijke tijd allereerst een os en een ezel bij het Kind in de kribbe gaan afbeelden. Dit verwijst naar de profeet Jesaja die zegt: "Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester; maar Israël weet van niets, mijn volk heeft geen begrip" (Jes. 1, 3).
Jesaja, die zijn volk Israël tot God wil terugbrengen, voert de os en de ezel op omdat zij hun eigenaar en meester (God) wél (er)kennen.
Christenen zijn de os en de ezel daarom bij de kribbe gaan plaatsen als symbool van erkenning: dat in dit Kind de God van Israël voor ons mens is geworden. In de Middeleeuwen is deze verwijzing veelal vergeten en verdwijnen de os en de ezel naar de achtergrond, al of niet smikkelend uit een ruif of een voerbak. In onze kerststallen komt de os en ezel een belangrijke plaats toe, vanwege hun verwijzende rol naar degenen die in het Kind van Betlehem God (er)kennen. Daarom zullen zij dicht in de buurt van het Kind blijven, bij voorkeur - zoals in de Oudchristelijke tijd - direct achter het Kind.
 

Maria en Jozef

Op de oudste voorstellingen van de geboorte ligt Maria op een rustbed, wat terzijde van het Kind. Zij kijkt naar Hem, het mysterie overwegend van Gods menswording in Hem. Er is dan nog geen sprake van een tedere nabijheid of aanraking van Moeder en Kind. Alle accent ligt op de beschouwing over wie dit Kind ten diepste is. Jozef is dan nog niet of nauwelijks te zien; hij komt pas vanaf de 6de eeuw veelvuldig in beeld. Jozef zit dan vaak aan de andere kant van het Kind en overweegt het mysterie van de maagdelijke moederschap van zijn vrouw, de Moeder Gods ofwel de "Godbarende".
In onze kerststallen zien wij Maria en Jozef doorgaans zoals zij in de Middeleeuwen worden afgebeeld: Maria meestal geknield, Jozef staande of ook geknield. Vaak heeft hij een staf of een kaars/lantaarn in de hand. Over de staf van Jozef wordt al geschreven in de 2de eeuw in de zogeheten 'Proto-evangelie van Jacobus'. Dit niet-Bijbelse geschrift vertelt dat - toen Maria 12 jaar was - hogepriester Zacharias alle weduwnaars van het volk bijeen riep en dat zij een staf moesten meebrengen. De Heer zou de staf laten bloeien van degene die Maria, voorbestemd om de moeder van Gods Zoon te worden, mocht trouwen. De staf van Jozef kwam tot bloei en toen Jozef ervan overtuigd raakte dat God hier een bedoeling mee had, nam hij haar onder zijn hoede.

Jozef wordt ook afgebeeld met een kaars of een lantaarn in de hand. Dit is het gevolg van een visioen van de H. Brigitta van Zweden in de Geboortegrot van Betlehem in de 14de eeuw. Volgens Brigitta bracht Jozef een brandende kaars naar Maria die in de grot zou gaan bevallen.
In onze kerststallen komt aan Maria en Jozef een ereplaats toe. Vaak zijn zij zó gemaakt dat ze richting het Kind kijken, met een eerbiedige houding.
 

Herders

De herders zijn de eerste die geroepen worden om bij het Kind te komen.
Zij waren Joden. Jezus is allereerst gekomen voor zijn eigen Joodse volk. Om dit uit te drukken, is het zinvol om de herders in de kerststal ook bij elkaar te plaatsen. Vaak is er een oude herder die knielt. Dit drukt aanbidding uit. Die knielende herder komt het best tot zijn recht als hij ten opzichte van zijn 'collega's' het dichtst bij het Kind wordt neergezet.

Wijzen/Koningen

Het zal per kerk en huis verschillen of de drie Wijzen/Koningen uit het Oosten al direct vanaf Kertmis bij de kribbe worden geplaatst of dat zij pas met het Hoogfeest van de Openbaring des Heren ofwel 'Driekoningen' arriveren. Een en ander is ook afhankelijk van de beschikbare ruimte in en rond de kerststal. Aanvankelijk werden de Wijzen voorgesteld als Perzen met een muts (de vorm daarvan lijkt veel op die van de Smurfen). Vanaf de 8ste eeuw worden zij Caspar, Balthazar en Melchior genoemd. Psalm 72 is hierop van grote invloed geweest: "De vorsten van Tarsis, het kustland, zij komen geschenken Hem brengen, de koningen van Sjeba en Seba, zij dragen hun schatting Hem aan: alle heersers brengen Hem hulde, alle volken zijn Hem onderhorig" (Ps. 72, 10-11).


Er was, zoals gezegd, aanvankelijk nog geen onderscheid in leeftijd, houding en huidskleur, maar dat verandert in de Middeleeuwen: Melchior wordt een witte grijsaard en knielt meestal. Hij staat door zijn witte huidskleur symbool voor het werelddeel Europa. Hij wordt het dichtst bij het Kind afgebeeld. Vervolgens de Wijze/Koning van middelbare leeftijd: Balthazar. Hij wordt nogal eens met een bruine huidskleur afgebeeld; hij staat symbool voor het werelddeel Azië. En de jongste, Caspar, heeft een zwarte huidskleur, uiteraard vanwege Afrika. Doordat de drie Wijzen/Koningen verschillen van houding, huidkleur en leeftijd worden alle volkeren gesymboliseerd. Na het Joodse volk (gesymboliseerd door de herders) komen de andere volkeren af op het Licht dat Christus is. De voorstellingen laten altijd drie Wijzen/Koningen zien. Matteüs - de enige evangelist die ons vertelt over hun bezoek aan het Kind (hoofdstuk 2) - schrijft echter niet over het aantal Wijzen. Hij heeft het over de drie soorten geschenken die zij meebrachten: goud, wierook en mirre. Dit is al vroeg als volgt verstaan: het goud staat voor het koningschap van Christus, de wierook voor Christus als God en de mirre (die werd gebruikt voor een begrafenis) voor Christus als mens. Vanuit de gedachte in de Middeleeuwen dat de drie Wijzen/Koningen álle volkeren symboliseren (Europa, Azië en Afrika), had er bij wijze van spreken na de ontdekking van Amerika in 1492 nog een Indiaan en later nog een Aboriginal bij de kerststal als Wijze/Koning geplaatst kunnen worden.
 

Engel

De engel verkondigde de geboorte van de Redder aan de herders.
Veelal afgebeeld met de tekst 'Gloria in excelsis Deo' of 'Eer aan God in den hoge' drukt de engel uit waartoe wij ten diepste onze kerststallen opstellen: tot eer van God, om Hem te danken voor zijn menswording voor heel de mensheid.