H. Pancratius

 
Pancratius (ook Pancras) van Rome, Italië; martelaar; † ca 303. Hij onderging de marteldood tijdens de vervolgingen onder keizer Diocletianus. Hij zou op dat moment pas veertien jaar gweest zijn. De plaats van zijn terechtstelling lag in het oude Rome aan de Via Aurelia. Zijn ouders waren volgens zeggen welgestelde Romeinse burgers; ze woonden in de provincie Frygië, in Klein-Azië (het noorden van het huidige Turkije). Zij stierven, toen Pancratius nog maar een kind was. Zoals gebruikelijk was in dergelijke situaties nam nu een broer van zijn vader, Dionysius, de zorg voor de jongen op zich. Oom Dionysius reisde met Pancratius naar Rome om voor hem een goede baan in het leger te organiseren. Zijn familie stond immers bij de Romeinse autoriteiten in hoog aanzien. Een eind verderop in de straat waar Pancratius onderdak had gevonden, woonde de bisschop van de christenen, paus Caius († 296; feest 22 april). Zo kwam hij in contact met de christenen. Vol afgrijzen zag hij hoe keizer Diocletianus (286-305) hen liet vervolgen, arresteren en op de meest gruwelijke wijzen om het leven brengen. Tegelijk bemerkte hij hoe deze gelovigen niet bitter werden of haatdragend. Integendeel, ze bleven bidden voor het welzijn van de keizer en van al degenen die hen vervolgden. Dat vond Pancratius zo fascinerend dat hij zich aanmeldde als geloofsleerling. Het was paus Caius zelf die hem onderricht gaf en uiteindelijk het doopsel toediende. Pancratius stelde heel zijn niet geringe vermogen ter beschikking van de gelovigen, die over het algemeen tot de armere klasse behoorden. Nu liep Pancratius hetzelfde gevaar als alle christengelovigen in die dagen. Inderdaad werd hij verraden door iemand uit de straat en aangebracht bij de keizer.
Deze probeerde hem tot andere gedachten te brengen door hem mooie beloften in het vooruitzicht te stellen: een glanzende carrière in het Romeinse Rijk en een vorstelijk salaris. Maar dat maakte niet zoveel indruk op iemand die net zijn hele kapitaal had weggegeven. Zo jong Pancratius ook was - volgens zeggen was hij pas veertien - hij bleef standvastig, ook toen men hem dreigde met de meest afschuwelijke folteringen. Uiteindelijk werd hij met een zwaardslag gedood. Vanaf de vijfde eeuw is de heilige Pancratius reeds terug te vinden op de romeinse heiligenkalender. Op de plek van zijn terechtstelling, de Gianicolo in Rome, liet paus Symmachus († 514; feest 19 juli) later een kerk bouwen die aan hem was toegewijd: de San Pancrazio. Sindsdien had in die kerk op de zondag na pasen een aparte plechtigheid plaats. Met pasen waren de nieuwe dopelingen gehuld in een wit gewaad. Dit droegen ze in de kerk de hele week na Pasen. Zondag na Pasen was de laatste keer dat die witte groep zo duidelijk vooraan in de kerk zat. Vandaar dat die zondag van oudsher 'Beloken Pasen' (= 'blanke of witte Pasen') wordt genoemd. De plechtigheid dat de pasgedoopten hun witte gewaden voor het laatst droegen en daarna aflegden, werd gehouden in de kerk van San Pancrazio. Waarschijnlijk was dat, omdat wit wordt beschouwd als de kleur van de onschuld, en Sint Pancratius met zijn veertien jaar als toonbeeld van moedige onschuld werd vereerd. In de zevende eeuw stuurde paus Vitalianus († 672; feest 27 januari) een gedeelte van Pancratius' gebeente naar het Angels-Saksische vorstenhuis. Dat bracht in Engeland een grote devotie teweeg voor Pancratius. Mede daardoor werd Pancratius in de volgende achtste eeuw officieel door alle christenen over de wereld gevierd. Hij is patroon van de eerste-communicanten en – in Frankrijk – van kinderen; van jonge aanplant en bloesem: pas geplante bloemen en planten; daarnaast wordt zijn voorspraak ingeroepen tegen valse getuigenissen en meineed, tegen hoofdpijn en kramp (vanwege de verbastering van zijn naam: Camprace).