H. Lucia

 
Lucia van Syracuse (volgens traditie 283-304) is een christelijke martelares, die vereerd wordt als heilige door katholieke en orthodoxe christenen. Ze is de patroonheilige van de blinden. Ze is de enige katholieke heilige die ook vereerd wordt door de lutheranen in Scandinavië, in vieringen die veel voorchristelijke elementen van een joelfeest voor de zonnewende hebben behouden.
 
De bekendste versie van de legende van Sint Lucia is afkomstig uit de Legenda Aurea, een verzameling heiligenlevens van de 13e-eeuwse schrijver Jacobus de Voragine. De oudst bekende versie van de legende stamt echter uit de 5e eeuw, en er mag worden aangenomen dat de legende in de 6e eeuw al wijdverspreid was. Zo wordt ze genoemd in het sacramentarium van de 6e-eeuwse paus Gregorius I. In de daaropvolgende eeuwen is haar legende onder andere opgetekend door de Britse christelijke schrijvers Adelmus en Beda.
 
De heiligenlevens van Sint Lucia vertonen gelijkenissen met die van Sint Agatha en staan vol met aan haar toegeschreven wonderen. De mogelijkheid dat de heiligenlevens berusten op een historisch personage wordt groot geacht. Sint Lucia komt namelijk in vrijwel alle middeleeuwse verzamelingen van heiligenlevens voor. Ook is er in de catacomben van Syracuse een graftekst van rond het jaar 400 ontdekt, die waarschijnlijk werd aangebracht als herkenningspunt voor pelgrims. Rond het jaar 600 waren er al kloosters in Syracuse en Rome aan haar gewijd.
 

Volgens de legende leefde Sint Lucia in de tijd van de christenvervolgingen door keizer Diocletianus (regeerde 284-305). Ze was de dochter van een Romeins burger in Syracuse, die haar vader op jonge leeftijd had verloren. Haar moeder, Eutychia, leed al vier jaar aan dysenterie. Beide vrouwen brachten een nacht biddend bij de tombe van de christelijke heilige Sint Agatha door, de beschermheilige van Catania. Aan het einde van de nacht verscheen de heilige voor Lucia in een visioen. De heilige voorspelde Lucia daarin dat zij de glorie van Syracuse zou worden, zoals Agatha dat van Catania was. Ook was haar moeder terstond op wonderbaarlijke wijze genezen.
 
Eutychia regelde een heidense echtgenoot voor haar dochter, maar Lucia haalde haar moeder over het huwelijk niet door te laten gaan de bruidsschat als aalmoezen onder de armen te verdelen. Lucia had echter Christus als bruidegom gekozen en wilde eeuwig maagd blijven. De beoogde echtgenoot kwam op de hoogte van het uitdelen van de bruidsschat. Hij gaf Lucia daarop als christen aan bij de magistraat Paschasius. Deze verzocht haar een offer aan de keizer te brengen, wat ze weigerde. Daarop werd ze veroordeeld tot tewerkstelling in een bordeel, maar op wonderbaarlijke wijze bleken de wachters haar niet te kunnen afvoeren, ook nadat men een ossenspan had ingezet. Daarop werd ze met zwaardsteken om het leven gebracht. De fatale wond zou zijn toegebracht door met een zwaard door haar hals te steken.
 
Een andere legende verhaalt hoe Lucia haar ogen verloor. Eén versie van dit verhaal is dat een heidense minnaar naar haar hand dong. Hij maakte haar een compliment over haar mooie ogen, waarna ze haar ogen uitstak en hem deze toezond op een schaal, met de boodschap haar verder met rust te laten. Op wonderbaarlijke wijze bleef ze echter in staat te zien. In andere versies van de legende worden haar ogen uitgestoken bij haar marteldood. Beide versies komen in heiligenlevens ouder dan de 14e eeuw niet voor en zijn daarom waarschijnlijk een latere toevoeging.
 
Relieken die aan Sint Lucia worden toegeschreven zijn over heel Europa te vinden. De 11e-eeuwse schrijver Sigebert van Gembloux meldde dat het lichaam in zijn tijd in de Saint Vincent in Metz rustte, en dat een arm naar Speyer werd overgebracht. Oorspronkelijk zou ze in Syracuse begraven zijn, de laat 4e-eeuwse grafinscriptie vormt daarvoor extra bewijs. Volgens Sigebert zou het stoffelijk overschot van Sint Lucia vier eeuwen in Syracuse gelegen hebben toen hertog Faroald II van Spoleto Sicilië veroverde en de resten van de heilige overbracht naar Corfinium (in de Abruzzen). In 972 liet keizer Otto I het lichaam overbrengen naar Metz. Tegenwoordig zijn diverse relieken verspreid over Europa te vinden, die mogelijk afkomstig zijn van dit lichaam.
 
Een alternatief verhaal, in tegenspraak dat van Sigebert, is dat het lichaam in 878, toen de islamitische Saracenen Syracuse dreigden in te nemen, naar een geheime locatie gebracht werd. In 1039 werd het door de Byzantijnse generaal Maniakes gestolen en meegenomen naar Constantinopel. Bij de inname van de stad door de kruisvaarders in 1204 werd het lichaam, samen met vele andere relieken, naar Venetië overgebracht. Daar werd het oorspronkelijk in de kerk op het eiland San Giorgio Maggiore bijgezet.
 
In 1313 werd dit gebeente overgebracht naar de aan haar gewijde kerk Santa Lucia. Toen de Santa Lucia in 1860 werd afgebroken om plaats te maken voor het gelijknamige station werd het lichaam overgebracht naar de nabijgelegen San Geremia, waar het eeuwenlang in een glazen kist lag. In 1935 liet paus Pius XI het lichaam, dat zich in opmerkelijk goede staat bevond, bedekken met een zilveren dodenmasker. In 1981 werden alle beenderen behalve het hoofd gestolen, maar kort daarna door de politie teruggevonden. In 2004 werd het lichaam kortstondig vanuit Venetië overgebracht naar Syracuse, de stad waar de heilige oorspronkelijk bijgezet zou zijn. De stad Syracuse voert een lobby om het gebeente definitief terug te krijgen.
 
In het Franse Bourges bevindt zich een hoofd dat ook aan Sint Lucia wordt toegeschreven. De Venetianen zouden het hoofd in 1513 aan De Franse koning Lodewijk XII hebben geschonken, terwijl de rest van het lichaam in Venetië achterbleef. Lodewijk XII liet het hoofd bijzetten in de kathedraal van Bourges. Volgens een ander verhaal is het hoofd in Bourges echter uit Rome overgebracht, waar het werd ondergebracht in de tijd dat het lichaam in Corfinium rustte. Ook in Metz bevindt zich echter een hoofd waarvan beweerd wordt dat het van Lucia van Syracuse is.
 
De naam Lucia is afgeleid het Latijnse lux, dat licht betekent. Dit komt terug in de naamdag 13 december, die in de oude, juliaanse kalender de kortste dag van het jaar was. Vanwege de legende over de uitgestoken ogen is Sint Lucia de beschermheilige van blinden en opticiens. Daarnaast is ze de beschermheilige van elektriciens, prostituees en zieke kinderen. Ze wordt door katholieken aangeroepen voor genezing van slechtziendheid, halspijnen, blindheid en versterkte bloedingsneigingen.
 
De oudste afbeeldingen (iconen) van Sint Lucia zijn 6e-eeuwse fresco's uit Ravenna. Sinds de 14e eeuw wordt Sint-Lucia vaak afgebeeld met een schaal waarop een paar ogen ligt. Onder de oudste afbeeldingen waarop dit attribuut voorkomt zijn schilderingen van Pietro Lorenzetti in Florence. Francisco de Zurbarán (1598-1664) beeldde haar in Chartres af met een schaal ogen en een palmtak. De heilige wordt ook wel met een kelk of een dolk door haar nek afgebeeld.
 
In het Middellandse Zeegebied worden schelpen van het geslacht Turbo wel ogen van Sint Lucia genoemd. Volgens het volksgeloof zouden ze het boze oog afweren en geluk brengen.
 
In de geboortestad van de heilige, Syracuse, begint de viering ter ere van Sint Lucia op 12 december. Het zilveren beeld van de heilige wordt die dag uit haar kapel naar het altaar van de kathedraal verplaatst en er wordt cuccìa gegeten, een zoete Siciliaanse soep. Op de eigenlijke feestdag, 13 december, wordt het beeld in processie door de stad gedragen naar de kerk boven het graf van de heilige geplaatst. Acht dagen later volgt een processie in tegenovergestelde richting. In het zuiden en midden van Italië vieren diverse steden de dag van Sint Lucia met processies, feesten en vuurwerk.
 
In het noorden van Italië is in sommige streken een traditie ontstaan die lijkt op het Sinterklaasfeest uit Nederland en België. Sint Lucia brengt kinderen cadeaus in de nacht op 13 december, vergezeld van haar ezel en haar koetsier. Kinderen kunnen Sint Lucia een verlanglijst schrijven en laten bij het naar bed gaan sinaasappels, koekjes en rode wijn voor de heilige achter, of hooi voor de ezel. De kinderen wordt verteld vroeg naar bed te gaan omdat de heilige anders as in hun ogen komt strooien, waardoor ze verblind kunnen raken. De volgende dag zoeken de kinderen hun cadeaus, die in het huis verstopt zijn.
 
Ook in de Scandinavische landen Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken vormt de dag een traditionele feestdag, ondanks dat deze landen sinds de Reformatie geen grote katholieke bevolkingsgroep meer hebben. Waarschijnlijk stamt deze viering deels af van een voorchristelijke viering van de winterzonnewende. Traditioneel vormde de dag het begin van de vastentijd voor Kerstmis. Het feest wordt zowel thuis als op scholen en werkplaatsen gevierd met zoete lekkernijen en kaarslicht. Er worden optochten met fakkels of kaarsen gehouden waarin meisjes als de heilige verkleed gaan. Ook op de Faeröereilanden en op sommige plaatsen in de V.S. komt deze wijze van viering voor.