Tridentijnse Ritus

 

De Tridentijnse ritus (ook wel klassieke Romeinse Ritus) is de liturgie van de katholieke H. Mis zoals die door de heilige paus Pius V gestandaardiseerd en veralgemeend werd in 1570 voor het verreweg grootste deel van de Latijnse Kerk. De benaming Tridentijns slaat erop dat deze liturgie geassocieerd wordt met de bepalingen van het Concilie van Trente (1545-1563). Andere benamingen die in gebruik zijn voor deze ritus zijn buitengewone vorm van de Romeinse ritus, traditionele Latijnse mis, oude Romeinse ritus, Traditionele ritus, overgeleverde Romeinse Ritus of Mis van paus Pius V.

De oude Ordo Missae van paus Pius V werd in 1970 grotendeels vervangen door de Novus Ordo Missae van paus Paulus VI als liturgie voor het gebied van de Romeinse ritus, en de facto voor de gehele Latijnse Kerk. Ze werd echter nooit formeel afgeschaft en op 7 juli 2007 min of meer in ere hersteld door middel van het motu proprio Summorum Pontificum. Sindsdien wordt de Tridentijnse ritus, in de editie 1962 van het Missale Romanum (van de zalige paus Johannes XXIII, beschouwd als de buitengewone vorm van de Latijnse ritus, terwijl het Missale Romanum van 1970 (Novus Ordo Missae van paus Paulus VI) de gewone vorm of uitdrukking is. Dit Motu Proprio is in werking getreden op 14 september 2007. Het staat nu dus alle priesters van de Latijnse ritus (Romeinse ritus) weer vrij om volgens het Romeins misboek van 1962 te celebreren, zowel privé als publiek. De bisschoppen wordt nadrukkelijk verzocht om te voldoen aan de wensen van een groep van gelovigen die de Tridentijnse liturgie aanhangen.


Opbouw

Voormis of Mis der catechumenen
De Tridentijnse H. Mis begint op zondag met de zang van het Asperges me (Was mij, o Heer, met hyssop), indien het een gezongen Mis betreft. De priester of bisschop draagt de koorkap bij deze besprenkeling met wijwater.
Hierna worden door afwisselend priester en misdienaars de gebeden aan de voet van het altaar gezegd (Ps. 42, Introibo ad altare Dei), inclusief het Confiteor. Een eventueel koor zingt de Introitus.
Hierna vindt de eventuele bewieroking van het altaar plaats, gevolgd door Kyrie en Gloria in excelsis Deo.
Dan bidt de celebrant de Oratio (ook wel: Collecte). Hierna zingt of leest de priester (of subdiaken) het Epistel, gevolgd door het Gradule en het Alleluia. Diep neergebogen vraagt hij God om kracht om waardig het Evangelie te verkondigen. Dit wordt aansluitend hieraan gezongen.
De priester, diaken of bisschop betreedt de preekstoel (of ambo) en houdt de homilie. Voorafgaand worden door hem de lezingen in de volkstaal nogmaals luid herhaald.
Hierna volgt het Credo.


Altaardienst of Mis der gelovigen
De rondgang met de collecteschaal vindt plaats. De celebrant spreekt de gebeden van het Offertorium en loopt vooruit op het komende Misoffer door de gebeden waarin hij de gaven van brood en wijn aan God en de eredienst toewijdt. Bij de Plechtige H. Mis 'met drie Heren' neemt subdiaken de pateen aan en houdt deze tot het Pater Noster onder een schoudervelum.
De Prefatie wordt gezegd of gezongen, waarna het Sanctus volgt.
De priester bidt stil het Sanctus en begint met de woorden Te igitur aan de zachtjes gebeden Romeinse Canon. In de Canon (eucharistisch hoofdgebed) vindt de Consecratie plaats. De H. Hostie en het geconsacreerde H. Bloed worden opgeheven voor aanbidding. Altaarbellen klinken. Misdienaars bewieroken zowel kelk als Hostie.
Na de Canon zingt de priester alleen het grootste deel van het Pater Noster. Hij staat aan het altaar zoals Christus voor Zijn apostelenb. Het volk, misdienaars en het koor antwoorden de laatste zin: Sed libera nos a malo (Maar verlos ons van het kwade).
Nu volgen de vredeswens van de priester die een stukje van de Hostie in de kelk laat vallen (Pax Domini sit semper vobiscum).
Het Agnus Dei wordt gezongen en gebeden. De priester bereidt zich voor op de nuttiging van de H. Communie door stille gebeden. De priester communiceert.
De misdienaars en het volk spreken gezamenlijk het Confiteor (Ik belijd) uit. De priester geeft door een kruisteken uiting aan een niet-sacramenteel gebed van absolutie.
De priester toont de Hostie en spreekt: Ecce Agnus Dei... (Ziet het Lam Gods, ziet Hem die de zonden der wereld wegneemt). Het volk belijdt driemaal haar onwaardigheid door middel van het Domine, non sum dignus (Heer, ik ben niet waardig).
Dan wordt direct de H. Communie uitgedeeld. De gelovigen ontvangen uitsluitend de Hostie. Zij knielen aan de communiebank en houden hun handen veelal onder een wit kleed dat op de bank bevestigd is. De Communie wordt uitsluitend door een priester of bisschop, of eventueel de diaken, uitgereikt. De H. Hostie wordt enkel op de tong ontvangen, de "Communie op de hand" is verboden.
De celebrant spreekt voor zichzelf de Communiezang (Communio) uit. Hierna volgt een Gebed na de Communie (Postcommunio).
Dan wordt door de diaken of priester het Ite Missa Est gezongen of gezegd. De zegen van de priester wordt gegeven, waarbij men knielt.
Het Laatste Evangelie (Joh. 1,1-14) wordt gezegd als afsluiting.
Er volgt een lofzang ter ere van de Moeder van God. Na een Stille (gelezen) H. Mis volgen echter gesproken gebeden (Wees gegroet Koningin, Moeder van barmhartigheid; Heilige aartsengel Michaël; Allerheiligst Hart van Jezus...)
De geestelijkheid en de misdienaars gaan in processie terug naar de Sacristie.


Geschiedenis

Ontstaan
Deze overgeleverde Romeinse ritus, zoals hij in 1570 gecodificeerd werd, behoort naast de Liturgie van Johannes Chrysostomos en de Liturgie van Basilios tot de oudst overgeleverde christelijke liturgieën. Bepaalde essentiële gebeden van de ritus gaan volgens liturgiewetenschappers terug tot apostolische tijden. Door de pausen uit de Oudheid (Gelasius en Damasus) werd de Romeinse Canon (eucharistisch gebed van de Tridentijnse ritus) zelfs aan de apostelen Petrus en Paulus zelf toegeschreven. De zesde-eeuwse paus Gregorius de Grote legde de zang (Gregoriaans) van deze ritus op papier (in muzieknotatie) vast. Latere toevoegingen bestaan uit de huidige Offertorium-gebeden (achtste eeuw), gebeden aan de voet van het altaar (Introibo ad altare Dei, Psalm 42) bij het begin van de Mis sinds de twaalfde eeuw en het Laatste evangelie (Joh. 1, 1-14) sinds de dertiende eeuw. Aanvankelijk bestond zij in de Latijnse Kerk als een van de vele op elkaar gelijkende Latijnse ritussen. De Gallicaanse, Ambrosiaanse en Mozarabische riten bestonden naast de Romeinse ritus. In wezen verschilden deze liturgieën niet zeer veel van elkaar, omdat de invloed van de ritus van Rome altijd de grootste was geweest en Rome de vroegste christelijke gemeente in het Westen was geweest. Rome was het voornaamste centrum van liturgische riten voor de westerse Kerk; zo werd de Romeinse Canon (eucharistisch gebed) in alle genoemde Latijnse varianten aangehouden.


Concilie van Trente
Paus Pius V codificeerde in 1570 de bestaande ritus van Rome op advies van het Concilie van Trente dat een verdediging van de Katholieke Kerk tegen het protestantisme voorstond. Pius V creëerde geen nieuwe liturgie, maar veralgemeende en rubriceerde de liturgie zoals gebruikt in Rome en omliggende gebieden. De gehele Latijnse Kerk, met uitzondering van de oude Ambrosiaanse, Mozarabische en Gallicaanse ritusgebieden, werd verplicht het Missaal van Pius V (Tridentijnse liturgie) te gebruiken. In de Middeleeuwen ontstonden de riten van de Dominicanen, Karmelieten en de Braga-gebruiken. Deze varianten van de Tridentijnse liturgie bleven ook na 1570 bestaan.
Het Tridentijnse Missaal draagt weliswaar de naam van het zestiende eeuwse Concilie van Trente, maar verschilt vrijwel niet van de liturgie van Rome in de vijftiende eeuw en eerder in de Middeleeuwen. Historisch gezien is dus de benaming Tridentijnse liturgie of ritus eigenlijk hoogst ongelukkig.
Sommige tegenstanders van de sterk gerubriceerde Tridentijnse ritus beweren soms ten onrechte dat het Concilie van Trente deze liturgie zelf schiep.


Na 1570
De Tridentijnse liturgie benadrukt sterk de theologie van het Misoffer. Hiervoor werd zij door Pausen geprezen, maar door protestanten als Luther, Calvijn en vooral de schrijver van de gereformeerde Heidelbergse Catechismus veroordeeld als "afgoderij". Zij stond synoniem voor het Pausschap, en de trouw daaraan, daarom werd de Tridentijnse Mis ook wel de "Paepsche Misse" genoemd.
Kleine wijzigingen, nieuwe feesten en een nieuwe liturgie voor de Goede Week werden door paus St. Pius X (1910) en Paus Pius XII (1955) ingevoerd. Paus Johannes XXIII wijzigde de ritus in 1962 enigszins door het Confiteor voor de H. Communie (van de gelovigen) weg te laten en de naam van de H. Jozef aan het Communicantes van de Romeinse Canon toe te voegen.
 
Na het Tweede Vaticaans Concilie
De Tridentijnse Mis gold als de algemene liturgie van de Katholieke Kerk van de Romeinse ritus (94 % van de gehele Katholieke Kerk) tot aan de invoering van de Novus Ordo Missae (1969/1970) enige jaren na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Het Tweede Vaticaans Concilie schafte de Tridentijnse ritus niet af en riep slechts op tot enige kleine veranderingen in de bestaande ritus; het is een hardnekkige en onjuiste mythe, dat dit concilie de Tridentijnse ritus buiten spel zette of zelfs maar wilde zetten. Het concilie sloot met een Tridentijnse Mis opgedragen door de paus.

De Novos Ordo Missae van Paulus VI (Nieuwe Ritus) werd in de jaren 1965-1969 door een oecumenische liturgiecommissie (Consilium ad exequendam Constitutionem de Sacra Liturgia) van liturgisten, onder leiding van mgr. Annibale Bugnini, geschreven om, deels op basis van de constitutie Sacrosanctum Concilium en deels op basis van de veranderingswil van bepaalde theologen, tot een Nieuwe Ritus te komen die bij de geloofsbeleving van de moderne gelovige zou aansluiten en die aanvaardbaarder zou zijn voor de kerkgenootschappen der Reformatie. Ook protestantse theologen en predikanten maakten deel uit van deze liturgiecommissie. De Novus Ordo, die in 1969 tot stand kwam, werd in 1970 definitief opgelegd, hoewel al sinds 1965 op vele plaatsen liturgische experimenten en voorbereidingen plaatsvonden (meer volkstaal, interpretatieve vertaling van de consecratiewoorden ('voor allen' in plaats van 'voor velen'), volksaltaartafel - gericht naar de mensen, soms ook 'handcommunie').

De Tridentijnse Liturgie is nooit verboden. Paus Paulus VI uitte alleen zijn wens, dat voortaan deze liturgie zou worden gebruikt. Hij voerde ervoor een "tolerante" periode van zeven jaar in, waarin men tot omschakeling naar de nieuwe ritus opgeroepen had. Tijdens deze omschakelingsperiode was de Tridentijnse ritus op verschillende plaatsen desondanks in gebruik gebleven - voornamelijk bij oude priesters en bij conservatieven. In 1976 hadden overigens de meeste West-Europese bisschoppen en bisdommen hun priesters reeds volop verplicht en opgelegd de nieuwe riten aan te nemen. Weerspannige conservatieve priesters waren inmiddels merendeels afgezet tegen 1976.
 
Slechts zeer oude priesters mochten na 1976 nog de Tridentijnse ritus aanhouden, maar alleen bij solitaire privé-vieringen zónder de aanwezigheid van gelovigen. In bepaalde bisdommen bleven ruimhartige bisschoppen echter een oogje toeknijpen wat betreft het publieke gebruik van de oude ritus. In landen als Litouwen en Letland, maar zelfs in afgelegen delen van Polen en Rusland (Latijnse katholieken van Siberie), werd de Novus Ordo Missae pas ingevoerd ná de Wende (1989) en de ineenstorting van het communistische Oostblok (vroege jaren 1990). Tot dan toe was men daar door de Sovjet-isolatie bij de vertrouwde Tridentijnse ritus gebleven; van 1970 tot circa 1989 kregen de Litouwers in Rome zelfs een uitzonderlijk verlof om deze oude ritus in hun College-kapel te behouden.
 
In alle overige landen werd gedaan alsof de Tridentijnse ritus verboden was vanaf 1976. Eén uitzondering hierop waren Engeland en Wales in de jaren '70. Daar ontving de Katholieke Kerk van paus Paulus VI een speciaal privilege in 1971 om de Tridentijnse ritus te behouden. Dit privilege werd het Agatha Christie Indult genoemd. Oorzaak van dit privilege waren, vreemd genoeg, veel niet-katholieken en anglicanen, die in het verdwijnen van de traditionele Latijnse mis de ondergang van een van de grootste bronnen voor de westerse kunst en muziek zagen. Een grote groep intellectuelen riep in The Times van 6 juli 1971 in een open brief aan Paulus VI op, om de oude ritus toch niet af te schaffen. In Engeland leidde dit tot deze geprivilegieerde toelating. Later drong het Vaticaan echter ook bij de katholieke geestelijken in Engeland op het aannemen van de Novos Ordo Missae van 1969 aan, wat vanaf dan ook langzaamaan geschiedde.
 
Tegenwoordig gebruik

Paus Johannes-Paulus II heeft in Quattuor Abhinc Annos (1984) en Ecclesia Dei (1988) wederom - beperkt - de mogelijkheid geboden deze liturgie te vieren en gevraagd om een "brede en edelmoedige toepassing van deze directieven". Tegen de wil van Johannes-Paulus II in, gaven sommige bisschoppen slechts met terughoudendheid toestemming om de Tridentijnse ritus te gebruiken.
Het aantal plaatsen waar men de Tridentijnse ritus strikt volgt is sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), maar vooral sinds 1969-1976, uiteraard sterk verminderd. Toch bestaan er nog steeds gebouwen waarin deze eredienst gebruikt wordt. In Nederland en Vlaanderen zijn er in totaal enige tientallen katholieke kapellen en kerken waar op regelmatige basis deze Tridentijnse liturgie gevierd wordt; vergeleken met omringende landen, zoals Frankrijk, is dit aantal relatief gering.
 


Traditionalistische congregaties die de Tridentijnse liturgie gebruiken vormen weliswaar nog altijd een minderheid binnen het katholicisme, maar vertonen wel een stevige groei. Dit is onder meer af te leiden uit de hoge verhouding van het aantal seminaristen ten opzichte van de gewijde priesters. Zo telt de pauselijke FSSP anno 2005 120 seminaristen voor 200 priesters. Daarnaast is er onder de overige jonge priesters een zekere tendens naar traditionele vormen en de Tridentijnse liturgie merkbaar, ook al vieren zij zelf normaliter de Mis volgens de Novus Ordo Missae (Nieuwe Liturgie) van Paus Paulus VI. De Tridentijnse ritus lijkt aan een voorzichtige terugkeer bezig te zijn. In maart 2006 namen de berichten toe dat het Vaticaan ernstig overwoog de Tridentijnse ritus opnieuw publiekelijk te erkennen en de viering ervan vrij te geven door middel van een algemeen indult. Op 7 juli 2007 verscheen het motu proprio Summorum Pontificum. Over de verschijningsdatum en de inhoud van dit motu propriu waren reeds geruime tijd op voorhand allerlei speculaties in de pers verschenen. Paus Benedictus XVI kondigde daarin af dat elke priester, mits voldoende geschoold, voor zichzelf de Mis volgens het missaal van 1962 mag lezen. Gelovigen mogen hierbij aanwezig zijn op aanvraag bij de betreffende priester. Een groep parochianen mag vragen om een viering van de H. Mis volgens de Tridentijnse liturgie te organiseren. De parochiepriester dient welwillend te staan tegenover dit verlangen. Ziet hij toch onoverkomenlijke bezwaren, dan is beroep op de bisschop mogelijk. Ook de sacramenten van doopsel, biecht en oliesel/ziekenzalving mogen volgens de liturgische boeken van 1962 worden gevierd.

Vergelijking met de Romeinse ritus van 1969

De grote lijnen van de Mis van Paus Pius V en die van Paus Paulus VI zijn vergelijkbaar: een eerste deel behelst de liturgie van het Woord (de Mis van de catechumenen), gevolgd door de eigenlijke viering van de Eucharistie. De Tridentijnse ritus wordt echter gekarakteriseerd door een aantal elementen, waarvan sommige overigens ook in de ordo van 1969 aanwezig kunnen zijn:

In tegenstelling tot de Novus Ordo Missae van Paulus VI die zowel in het Latijn als, zoals meestal het geval is, in de landstaal kan gevierd worden, wordt in de Tridentijnse Liturgie enkel het Latijn gebruikt, behalve voor de vertaling van de lezingen en de homilie. Een volksmissaal voor deze ritus heeft dan ook meestal aan de rechterkant een vertaling in de landstaal.

De gelovigen bidden veel meer knielend en maken vaker het kruisteken tijdens de Mis.

In tegenstelling tot de Mis van Paulus VI die verschillende Eucharistische Gebeden kent, telt de Tridentijnse ritus enkel de Romeinse canon (Te igitur clementissime Pater). Het Eucharistisch hooggebed wordt door de priester bovendien met zachte stem gebeden omdat het gericht is tot God.

In de Novus Ordo Missae vindt men vrijwel geen verwijzingen meer naar de zoenoffertheologie die zo kenmerkend is voor de Tridentijnse ritus en het katholieke geloof. Het ontbreken van de zoenoffertheologie door verwijdering van de oude offerandegebeden en het creëren van nieuwe eucharistische gebeden in plaats van de Romeinse Canon, is het belangrijkste theologische verschilpunt tussen beide ritussen en het belangrijkste discussiepunt tussen voor- en tegenstanders van de nieuwe ritus.

De Tridentijnse ritus wordt, net zoals in de Oosters-katholieke Kerken en de Orthodoxe Kerk, steeds naar het oosten (de plaats waar de zon opkomt) gericht gevierd omdat Jezus Christus wordt gezien als de Sol Oriens, het 'Licht van de Wereld', de 'Zon der Gerechtigheid' (Johannes 8, 12; Mal. 3, 20). Het is ook in het oosten dat Jezus volgens de Bijbel zal terugkeren om de levenden en de doden te oordelen (Matteus 24, 27). Indien een kerk of kapel niet "ge-oost" is (georienteerd), behoort de Mis op een altaar tegen de apsiswand te worden gevierd. De Novus Ordo Missae daarentegen wordt in de praktijk meestal gericht naar het volk gecelebreerd maar kan even goed ad orientem gevierd worden.

In de Tridentijnse ritus wordt de communie volgens de algemeen geldende norm op de tong uitgereikt, waarbij de gelovige bij voorkeur knielend aan de communiebank plaats neemt. Het indult van de zogenaamde "handcommunie" wordt niet gebruikt uit overwegingen van sacraliteit en om heiligschennis te voorkomen. De Novus Ordo Missae gaat tegenwoordig veelal gepaard met het geven van de H. Hostie op de hand. De "communie op de hand" werd voor de hervorming van 1965 tot 1970 nog als een heiligschennis gezien, maar lijkt inmiddels overal met de Novus Ordo Missae gepaard te gaan.