Magnificat anima mea Dominum
"Mijn ziel verheft de
Heer” , het Magnificat is geen lofzang op Maria zelf, maar op God.
Wie Gods bedoelingen
met Maria niet verstaat zal hoogstwaarschijnlijk ook deze lofzang van de Moeder
Gods niet begrijpen.
Het is namelijk veel
meer dan beleefdheid of dankbaarheid tegenover God.
Pas wie werkelijk iets
voelt van de grootheid van God kan bescheiden en dankbaar zijn.
Bescheidenheid hoort
niet meer echt thuis binnen de opvattingen van deze tijd, je moet tegenwoordig opkomen
voor je eigen belangen.
Bescheidenheid en
nederigheid wordt dan ook al gauw misbruikt en wordt je gezien als een
slappeling.
Maar juist, wie vol is
van zichzelf vindt geen plaats voor God.
Maria heeft altijd haar
medewerking gegeven aan het heilsplan van God.
Zij heeft haar plaats
haarfijn aangevoeld: "Zie de dienstmaagd des Heren” , en God zag welwillend
neer op de kleinheid van Zijn dienstmaagd.
Zij wist niet wat God
met haar voorhad, maar ze wilde een instrument van Hem zijn.
Maria’s bescheidenheid
en haar nederige houding is niet alleen een karaktertrek, maar het is ook een
geestelijke houding!
In haar zijn Gods
wonderwerken zichtbaar geworden, doordat zij haar hart opende voor God.
Maria’s lichaam waarin
Gods Zoon Zijn aardse woning vond, kon niet overgegeven worden aan het bederf
maar moest verheerlijkt worden en is daarom door God ten hemel opgenomen.
Het grote feest dat de
Heilige Kerk vandaag viert, zegt dit al sinds 431 ( concilie van Efeze).
Maria is met ziel en
lichaam ten hemel opgenomen!
Maria, Koningin, de
maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon met twaalf sterren, zoals de
Heilige apostel Johannes dit beschrijft.
Het feest van Maria ten
hemelopneming opent ons de ogen voor onze eindbestemming.
God is zelf mens
geworden! |
"Et incarnatus est de Spiritu Sancto ex Maria Virgine, et homo factus est, en het vlees heeft aangenomen door de Heilige Geest uit de Maagd Maria en is mens geworden”.
Dit geloofsgegeven zegt eigenlijk al genoeg dat het menselijk lichaam van onschatbare waarde moet zijn in Gods ogen.
Ons lichaam is krachtens het Heilig Doopsel een tempel geworden, waarin de drie goddelijke personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, wonen.
Ons lichaam, waarin de Heilige Geest woont, dat het Allerheiligste Sacrament van het Lichaam en Bloed van onze Heer mag ontvangen, een lichaam dat geschapen is door God.
Wij zijn geschapen voor een leven dat geen einde kent.
De Moeder Gods is, als eerste van de mensen, ons voorgegaan en heeft deel aan de hemelse glorie van Jezus Christus, haar Zoon.
Zij is een teken aan de hemel en laat zien dat ons geloof verbonden is met de hoop op God.
Die hoop doet ons leven, die hoop doet ons voortleven over de grenzen van de dood heen.
Zolang wij hier op weg zijn naar dat het hemels Vaderland, zijn wij pelgrims.
Wij gaan dwars door duisternis en moeilijkheden heen, maar zullen onder Gods machtige bescherming stand houden.
Ook al probeert satan de kerk weg te vagen, de Moederkerk blijft stand houden, wellicht klein, kwetsbaar en machteloos, levend in de verdrukking, maar hierdoor meer vertrouwend op God dan op onszelf.
Zo heeft Maria het ons voorgeleefd, want het is immers door haar delen in het lijden en sterven van Christus, haar Zoon en onze Heer, dat ze nu mag delen in Zijn verrijzenis en eeuwig leven.
Daar troont zij nu "met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren”.
Vertrouwen wij ons vandaag, op dit grote feest van Maria, onze hemelse Moeder, helemaal aan haar toe.
Want wie nederig is van hart en deemoedig, wordt niet alleen gewaardeerd door mensen die deze houding nog wel als een deugd herkennen, maar geeft ook God de mogelijkheid bij hem of haar Zijn wonderwerken te doen.
Amen.
Hans Smits