Het Celibaat - cliché's
Cliché 1: het celibaat gaat niet op Jezus terug.
".... want Hij heeft het zelf niet onderhouden",
zo voegt men er dan soms aan toe met een knipoog naar Maria Magdalena. En zo
zegt men eigenlijk twee dingen tegelijk: Jezus heeft het celibaat nooit
gepromoot en Jezus heeft het celibaat zelf nooit beleefd.
Wie dit (dubbel) cliché de wereld instuurt kent uiteraard
zijn Bijbel niet.
Jezus heeft het celibaat, als uiting en weg van volledige
toewijding aan God, wel degelijk aangeprezen.
Bekijken we maar even deze
passage uit het evangelie van Matteüs: "Er zijn onhuwbaren die zo uit de
moederschoot zijn gekomen; en er zijn onhuwbaren die door de mensen zo gemaakt
zijn; maar ook zijn er onhuwbaren die zichzelf onhuwbaar hebben gemaakt omwille
van het Rijk der hemelen. |
Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het!" (Mt 19,12).
Ongehuwd door het leven gaan, d.w.z. door het celibaat, is wel degelijk een zinvolle optie naast het leven als gehuwde.
Verder is in de H Schrift geen enkel aanwijzing te vinden dat Jezus gehuwd zou zijn geweest.
Naar andere vormen van 'relaties' moeten we zelfs niet zoeken want die zouden als ongeoorloofd zijn bestempeld.
Het celibaat aanbevelen zonder het zelf te beleven en er eventueel verborgen relaties op na te houden, dat zou een open kans zijn geweest voor tegenstanders van Jezus om een beschadegingsoperatie op het getouw te zetten.
En Maria Magdalena dan?
Ook voor een mogelijk liaison tussen Jezus en Maria Magdalena is geen enkel bewijs uit de Schrift aan te voeren.
En wie meent daar nog mee op de proppen te moeten komen, die schenkt meer geloofwaardigheid aan middeleeuwse legendes en fictieromans, zoals de Da Vinci-code van Dan Brown, dan aan de H. Schrift zelf.
Cliché 2: voor het celibaat vindt men geen grond in de H.
schrift.
In de lijn van het vorige cliché voert men soms ook wel
eens aan dat de H. Schrift nergens het celibaat aanbeveelt.
Vaak verwijst men
dan naar de apostel Petrus, want van hem zeggen de evangelisten Matteüs en
Marcus dat hij een schoonmoeder had en dat impliceert dat hij gehuwd was (Mt
8,14; Mc 1,30).
Als de apostelen en de volgelingen al gehuwd waren, waarom
zouden hun opvolgers, de bisschoppen (en bij uitbreiding ook de priesters) dan
in celibaat moeten leven?
Petrus had inderdaad een schoonmoeder.
Maar daaruit afleiden
dat hij ook gehuwd was toen hij als leerling Jezus navolgde, is een stap te
ver.
Het is immers mogelijk dat hij toen weduwnaar was.
Over een mogelijke
echtgenote toen Petrus apostel was, horen we in de Schrift niets.
We moeten de
H. Schrift niet méér laten zeggen dan ze zegt.
Hetzelfde geldt voor de overige apostelen: dat zij getrouwd
zouden geweest zijn valt nergens te lezen.
Paulus dan getuigt ervan dat het leven als celibatair in de
vroeger Kerk reeds een legitieme levenskeuze was.
Blijkbaar waren er onder de
christenen van Korinte reeds christenen die ervoor kozen om niet te huwen
omwille van de nabije komst van Gods rijk. "Wie niet getrouwd is, heeft
zorg voor de zaak van de Heer, hoe hij de Heer kan behagen.
Maar de getrouwde
heeft zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen en zijn aandacht is
verdeeld". (1 Kor 7,32-33)
In deze woorden van Paulus vinden we dus alvast een
postieve waardering voor het celibaat, tenminste wanneer dit celibaat gekozen
wordt vanuit de juiste motivatie: een profetisch teken zijn van het Rijk der
hemelen en de onverdeelde toewijding aan de Heer.
Cliché
3: het celibaat is een uitvinding van de middeleeuwse Kerk
De hierboven aangehaalde passages uit de H. Schrift tonen
reeds aan dat de celibataire levenskeuze van meet af aangeprezen werd, en niet
pas vanaf de middeleeuwen.
Het is een legitieme optie naast het leven als
gehuwde.
Ook in de eerste eeuwen van onze kerkgeschiedenis was dat zo.
Het is
weliswaar juist als men zegt dat er voor priesters in de eerste eeuwen geen
algemene celibaatsplicht gold.
Maar het is evenzeer waar dat het celibaat voor
priesters in die periode aan belang wint.
Niet vanuit een opgelegde wet of
plicht, maar als een evolutie vanuit een grote waardering van het celibaat.
Daarnaast zien we het
celibaat ook opgang maken binnen het ascetische leven (bij mannen en vrouwen
die zich op deze manier toewijdden aan Christus) en vanaf de vierde eeuw ook in
het monastieke leven.
Het celibaat is dus zeker geen middeleeuwse 'uitvinding' te
noemen.
Het heeft heel oude wortels.
Wanneer in de middeleeuwen de Kerk ook het
celibaat verplicht maakt voor alle priesters dan deed ze omwille van de waarde
van het celibaat en ook om morele wantoestanden uit de wereld te helpen.
Vaak hoor je wel eens dat het de Kerk om geld te doen
was: omdat gehuwde priesters niet enkel een vrouw hadden, maar ook kinderen,
deed zich het verschijnsel voor dat kerkelijk eigendommen overgingen in handen
van kinderen van priesters.
Betwistingen om eigendommen deden zich inderdaad
voor en een duidelijke regeling was dringend nodig.
Het was trouwens niet
noodzakelijk de Kerk die op geldgewin uit was.
Ook leken wilden zich vanuit geldgewin
bepaalde rijkdommen toe-eigenen en daardoor een hele kerkgemeenschap onrecht
aandeden.
Cliché
4: het celibaat is de oorzaak van de seksuele schandalen binnen de Kerk
Als je priesters niet toelaat om de huwen dan vraag je om moeilijkheden,
zo zegt men dan.
Ook zij zijn mensen met gevoelens, driften, impulsen.
Als je
die geen uitweg beidt, dan wreekt zich dat op een of andere manier.
De band tussen het celibaat en de seksuele schandalen is
niet bewezen.
Als pedofilie veroorzaakt wordt door het celibaat hoe komt het
dan dat in de grote pedofilie-schandalen in België en in andere landen allemaal
gehuwde mannen betrokken waren?
Als ongehuwd leven de oorzaak is van perverse
daden, hoe komt het dan dat incest een niet gering probleem is binnen gezinnen?
Als het celibaat aanleiding geeft tot al dan niet permanente vormen van
homofilie, waarom wijst men dan niet met de vingere naar het leger, de
scheepvaart, het gevangeniswezen en andere leefomstandigheden die mannen er toe
dwingen voor lange tijd in onthouding te moeten leven?
Het is dus onzin om te stellen dat de keuze voor een
celibataire levenswijze perversiteiten op seksueel vlak zou veroorzaken of
uitlokken.
De oorzaken van die perversiteiten liggen elders, aangezien ze ook
voorkomen bij gehuwde mannen.
Zelfs al zou men het celbaat voor seculiere priesters
afschaffen, dan nog blijft het bestaan voor kloosterlingen.
In de
celibaatsbeleving komt het er dus op aan om steeds oog te blijven hebben voor
de trouw aan de levenskeuze, zoals dat trouwens ook voor gehuwden het geval
dient te zijn.
Cliché 5: het celibaat is niet nodig voor de toewijding van
de priester.
In de lijn van wat Paulus zegt (zie cliché 2) heeft de Kerk
altijd beargumenteerd dat het celibaat een uiting is van algehele toewijding.
Door het celibaat ontstaat een grotere beschikbaarheid van de priester voor de
dienst aan Christus en zijn Kerk.
Wie gehuwd is heeft ook verantwoordelijkheden
en wordt vaak heen en weer geschud voor tegenstrijdige belangen oproepen.
Hij
ziet zijn tijd en geest verdeeld door de zorg voor vrouw en kinderen enerzijds
en zijn algehele toewijding aan zijn ambtstaak anderzijds.
Zij die het celibaat
bestrijden betwijfelen dit.
Men verwijst dan naar de vele mannen (en vrouwen)
die een belangrijke carrière kunnen combineren met hun gezin.
Denken we maar aan politici, leidinggevende functies in
bedrijven, vrije beroepen zoals artsen en advocaten, zelfstandigen die een zaak
moeten runnen enz.
Priester zijn en gehuwd zijn moet dus ook een haalbare
combinatie zijn.
Niets is minder waar.
In zulke situaties zijn de overige
leden van het gezin vaak de dupe van de carrière van papa en/of mama.
Huismoeders die de last van het gezin, het huishouden en de opvoeding alleen
moeten dragen.
En de kinderen van deze carrière-ouders en drukke
zelfstandigen, de kinderen met een
half-time-papa (of mama), de sleutelkinderen, wat zouden zij hierop te zeggen
hebben?
Priester-zijn is geen nine-to-five-job.
Zij vraagt een
totale beschikbaarheid en exclusieve toewijding.
Dat is een roeping die niet
gedeeld kan worden.
Cliché
6: ook de priester heeft recht op een affectief leven.
Celibatair leven associeert men nogal vaak met vereenzaming
en dorheid.
Beide gaan inderdaad wel eens samen.
Ook de vlucht in alcohol wordt
dan in één adem mee vernoemd.
Maar is het celibaat daarvan de oorzaak?
Is er soms geen
vereenzaming bij echtparen en gezinnen?
Is er soms geen affectieve schraalheid
onder gehuwden?
Vluchten gehuwden dan niet in alcohol om hun problemen te
vergeten?
Ook priesters moeten
hun affectief leven verzorgen.
Maar dat hoeft niet noodzakelijk in een relatie
met een vrouw te zijn.
Hun eerste toevlucht behoort Christus te zijn aan wie ze
zich hebben toegewijd.
Christus is toch immers het voorwerp van de liefde van
de priester zowel als van de kloosterling.
Aan Hem schenken zij ál hun liefde.
Zo betekent het celibaat niet 'minder liefde' maar is het juist de uiting van
de volheid van de 'totale liefde'.
Daarnaast kunnen er vriendschappen gecultiveerd worden die
een steun en toeverlaat zijn voor de priester en bij wie hij zijn 'gemoed' eens
kan luchten.
Collega's priester kunnen bijstand bieden in geestelijke nood.
En
ook parochianen dragen een verantwoordelijkheid in het comfortgehalte van hun
priester: een hartelijk woord en een bemoeding doen wonderen, blijken van
waardering, daadwerkelijke medewerking enz.
Tegenwerking, partijzucht en
achterklap daarentegen verzuren het leven van de priester.
Niet zozeer het
celibaat!
Een celibataire priester hoeft niet noodzakelijkerwijs
alleen te staan.
Er zijn vele mogelijkheden op relationeel vlak die de priester
in zijn persoonlijk leven tot steun kunnen zijn.
In de naweeën van het Tweede Vaticaans concilie hebben vele
priesters het ambt verlaten omwille van het celibaat.
Zij zijn gehuwd en velen
onder hen zijn intussen .... alweer gescheiden.
Niet alle getrouwde priesters
hebben in hun huwelijk hun geluk gevonden.
Het zou naïef zijn om
te stellen dat het huwelijksleven per definitie gelukkig maakt en het celibaat
per definitie ongelukkig.
Wie om zich heen kijkt ziet toch genoeg.
En wie
eerlijk is ziet ook de vele priesters die gelukkig zijn in hun
levenskeuze.
Als echtgenoten het moeilijk hebben in hun relatie, is dat
dan de schuld van 'het' huwelijk als
levenskeuze?
Moet daarom het huwelijk afgeschaft worden?
Natuurlijk niet.
Maar dan dient men dezelfde
redenering te volgen voor het celibaat: het is niet omdat sommige priesters
ongelukkig zijn in hun celibataire levenswijze dat die daarom de schuld is van
'het' celibaat.
Het is niet de levenswijze of levensstaat die
ongelukkig maakt, maar wel de wijze waarop men ze realiseert.
Cliché
7: de afschaffing van het celibaat zal een oplossing zijn van het priestertekort.
Schaf het celibaat af en sta toe dat gehuwde mannen (en
vrouwen) priester gewijd worden en het tekort aan priesters zal opgelost zijn!
De feiten tonen aan dat dit niet zo is.
Nu reeds bestaat de
mogelijkheid dat gehuwde mannen diaken gewijd worden.
Nochthans staan zij niet te drummen om diaken gewijd te worden.
Andere kerkgemeenschappen zoals de Anglicaanse kerk of de
protestantse kerken kennen gehuwde bedienaren en dominees.
Nochthans kampen ook
zij met een roepingenprobleem.
Ook zij kennen een tekort aan bedienaren.
Ja maar, zal men
opwerpen, en de orthodoxe kerk dan?
Of de katholieke kerken met Byzantijnse
ritus?
Daar mogen de priesters toch wél trouwen?
Ook dit is een ongenuanceerde
uitspraak en zelfs een misvatting.
Ongehuwde priesters mogen daar niet trouwen en dienen ook
daar celibatair te leven.
Wel is het zo dat gehuwde mannen priester kunnen
worden.
En deze twee dingen zijn niet hetzelfde.
Wie als seminarist wil huwen
moet dit doen vóór de priesterwijding.
Bovendien zijn bisschoppen per definitie altijd ongehuwd.
Vandaar dat ze meestal uit de rangen van de monniken gerecruteerd worden.
Dat
geeft weer dat ook bij orthodoxen de volheid van het priesterschap verbonden
wordt aan een celibatair leven.
Het roepingen- en priestertekort heeft dus niet het celibaat
als oorzaak.
Moet die niet eerder gezocht worden in de moeilijkheid voor jonge
mensen om zich geheel en exclusief te wijden aan een hoger doel?
Het
priesterschap is geen gemakkelijke levenswijze, niet omwille van het celibaat,
maar omwille van de algehele toewijding die het veronderstelt.
Is het niet dit
grote en verregaande engagement dat jonge mensen afschrikt: alles opgeven
omwille van Jezus en zijn Rijk?
Cliché 8: het celibaat is een louter kerkelijke wet en kan
dus ook afgeschaft worden.
Door het celibaat enkel voor te stellen als een wet en een
van hogerhand opgelegde plicht doet men onrecht aan het celibaat.
Het celibaat
is niet in de eerste plaats een dwang en plicht, maar een (teken) waarde.
Die waarde ligt in de betekenis van het priesterschap als
deelname aan het priesterschap van Christus.
De Heer Jezus is voor de
priester een voorbeeld om na te volgen
en een ideaal voor zijn eigen leven.
Christus heeft zelf zijn hele leven lang
het celibaat beleefd (zie cliché 1) als een uiting van zijn totale toewijding
aan de dienst van God en de mensen. Door zijn wijding participeert de priester aan het priesterschap
van Christus. En die participatie is des te groter en des te dieper naarmate de
priester op Christus gelijkt, ook in Diens celibaat.
Hoe meer men Christus in
alles navolgt, hoe meer men op Hem zal gelijken, hoe vrijer men wordt, hoe
groter de liefde wordt, hoe groter ook de overgave.
Deze vrijheid, liefde en overgave karakateriseren het
dienstwerk van de priester, niet het wetsgehalte of het plichtskarakter ervan.
Zij bepalen de kwaliteit en de kwantitiet van zijn beschikbaarheid.
Het is ook dat wat
hij reeds vóór zijn priesterwijding, namelijk bij de wijding tot diaken,
plechtig heeft beloofd in antwoord op deze vraag van de bisschop: "Zijt
gij bereid - ten overstaan van de Heer en de Kerk - het celibaat omwille van
het Rijk der hemelen te onderhouden in blijvende dienstbaarheid aan God en de
mensen als teken van uw toewijding aan Christus de Heer?"
Zoals het huwelijk de exclusieve keuze inhoudt voor één
vrouw (en waarbij men alle andere vrouwen per definitie uitsluit) is het
celibaat de uiting van een exclusieve liefde voor Christus.
De radicaliteit van deze keuze, die tot uiting komt in de
verzaking aan het huwelijk, vertaalt zich in de absoluutheid en de totaliteit
van de liefde. Omdat hij dagelijks sterft aan zichzelf en omwille van
Christus en zijn rijk afstand doet van de legitieme liefde voor een vrouw en
voor kinderen, verwerft hij zich de glorie van een zeer rijk en vruchtbaar
leven in Christus; juist zoals Christus, en in eenheid met Hem, bemint hij alle
kinderen Gods en stelt zich voor hen beschikbaar.
Paulus VI, Encycliek
Sacerdotalis caelibatus 30