Heilige THOMAS, Apostel*

"Zalig, die niet zien en toch geloven”.
 
De Apostel Thomas en de Advent:
Twee gedachten kringen die niet zomaar met elkaar te verbinden zijn.
In onze voorstelling behoort Tomas, die de wonde tekenen van de Verrezen Heer aanraakt in de Paastijd. Maar het woord van de Heer verschaft ons een brug naar de Advent: "Omdat ge Mij gezien hebt, Tomas, gelooft gij.
Zalig die niet zien en toch geloven”.
Wij hebben nu voor het komende geheim van Kerstmis een sterk en liefderijk geloof nodig; wij hoorden ook gedurende de gehele Advent steeds blijde boodschappen, die wij moesten geloven zonder ze te zien. En in de heilige Nacht zullen wij voor het kindje in de Kribbe staan en de Kerk zal ons zeggen: "Dat is de grote Koning, de eeuwige God”.
Dan geldt het woord van Tomas ook voor ons: "Zalig, die niet zien en toch geloven!”
 
De heilige Tomas:
Sterfdag: onbekend.
De Grieken vieren het feest op 6 Oktober, vroeger misschien op de 3de Juli.
De 21ste December geldt als de dag van het overbrengen van zijn relieken naar Edessa.
Graf: oorspronkelijk te Edessa (Syrië), zoals de heilige Johannes Chrisostomus meedeelt, thans te Ortona(Italië).
 
Afbeelding: Hij wordt afgebeeld met een lans (om zijn marteling) of met een winkelhaak (om de legende, dat hij als bouwmeester naar een Indische koning werd gezonden.
 
Leven: Van de Apostel Tomas horen wij in het Evangelie zeer weinig; hij wordt de ‘tweeling’ genoemd.
 

Afbeelding invoegen

Slechts zelden treedt hij gedurende het leven van de Heer uit de kring van zijn medebroeders op de voorgrond.
Zo horen wij vóór de opwekking van Lazarus, toen de Heer nog in Perea vertoefde, de uitroep van Tomas: "Dan willen wij ook gaan, om met Hem te sterven”.
Vooral is TOMAS populair geworden door zijn ongelovigheid na de dood van de Heer (het volk spreekt van een ongelovige Tomas); de plaats van de geschiedenis van de Verrijzenis, die ook in het Evangelie vandaag wordt meegedeeld, behoort tot de ontroerendste van de heilige Schrift.
De heilige Paus Gregorius I zegt dat heerlijke woord omtrent TOMAS: "Aan ons geloof heeft het ongeloof van Tomas meer goed gedaan, dan het geloof van de gelovige Apostelen; want juist daardoor, dat deze zich eerst door het aanraken tot geloven liet bewegen, zijn wij, boven alle twijfel verheven, in het geloof bevestigd.
De Heer liet het toe, dat de Apostel na de verrijzenis twijfelde.
Hij verliet hem echter niet in zijn twijfel.
De Apostel is door zijn twijfel en zijn aanraken een getuige voor de waarheid van de verrijzenis geworden.
Tomas raakte aan en riep: "Mijn Heer en mijn God”.
Toen zei Jezus tot hem: "Omdat gij mij gezien hebt, Tomas, hebt gij geloofd…”.
Als nu Tomas de Verlosser zag en aanraakte, waarom wordt dan tot hem gezegd: Omdat gij Mij gezien hebt, Tomas, hebt gij geloofd”.
Omdat hij iets anders zag, dan hij geloofde.
Want de Godheid kan geen sterveling zien.
TOMAS ziet de mens CHRISTUS en belijdt zijn Godheid met de woorden: Mijn Heer en mijn God”.
Geloven was het dus wat op het zien volgde.
Omtrent de verdere lotgevallen in het leven van Tomas zijn wij slechts schaars ingelicht.
Het heiligenboek van de Kerk deelt nog mede: " Te Calamina (bij Madras in Voor-Indië) de marteldood van de heilige Apostel TOMAS; hij heeft het Evangelie verkondigd in Parthia (Perzië), dan ging hij naar Indië; toen hij hier talrijke volksstammen tot het christendom bekeerd had, werd hij op bevel van een koning met lansen doorboord”.
TOMAS geldt als bijzondere patroon van Indië.
 
Viering van de Mis (Mihi autem…): De Mis wordt beheerst door het heerlijke Evangelie, de verschijning van de Verrezene voor Tomas.
Door het aan het evangelie ontleende communiezang worden wij persoonlijk in die verschijning betrokken; ieder van ons is nu in de Mis aan Tomas gelijk, aan wie de Heer verschijnt en die hem opdracht geeft bij het offermaal de hand in de wonde tekenen te leggen en die aan te raken.
Bij het introïtus prijst de Kerk de Apostelen, de vrienden van God en vorsten van het Rijk Gods (Psalm 139 behoudt zijn liturgische betrekking tot het Apostelfeest slechts door het vers van de Vulgaat: "Mij zijn intussen bovenmate geëerd uw vrienden O Heer, bovenmate staat hun heerschappij bevestigd.
In het Epistel rijst voor onze ziel het geestelijk "godsgebouw” op waarvan CHRISTUS de hoeksteen is, de Apostelen de fundamenten en wij de stenen zijn, en zo groeit door de tijden het godsgebouw, de Kerk; het epistel toont duidelijk, dat Aposteldagen verlossingsdagen zijn en dat onze blik minder op de persoon van de Apostel afzonderlijk dan op het gehele Rijk van God is gevestigd.
Ja, laten we ons bewust zijn, dat wij medeburgers van de heiligen, huisgenoten van God zijn.
In het graduale zien wij de ontelbare menigte gelovigen, die door de prediking van de apostelen gewonnen werd.
Bij de offergang verheugen wij ons over het grote succes van de arbeid van de Apostelen. "In alle landen is hun woord doorgedrongen”.
 
Overweging: Bij de viering van het feest van deze Apostel komen wij op twee gedachten:
A. Zoals het op het eerste gezicht beschouwd wordt, schijnt het feest volstrekt niet in de voorbereidingstijd op Kerstmis te passen.
Wij zijn nu in de gedachtekring van de Menswording van CHRISTUS ingeleefd, het feest van Tomas leidt ons echter onwillekeurig naar de geschiedenis van de Verrijzenis.
Maar ik vermoed dat dit feest al zeer oud is, waarschijnlijk ouder dan de Advent en Kerstfeest.
Het is waarschijnlijk uit de tijd, die geen ander ritme kende dan de quatertemper viering en een maandelijks apostelfeest; dit laatste om aan te tonen dat de twaalf Apostelen de grondzuilen van de Kerk zijn.
Wij zien dus dat het opbouwen van het Kerkelijk jaar op verschillende bouwtijdperken wijst.
 
B. Veel is over het moeilijk geloven van Tomas geschreven en gepreekt.
Wij mensen van vandaag zijn geneigd aanstonds van de zonde van Tomas te spreken, ja over de zwaarte er van te rede twisten.
Gregorius de Grote ziet met recht veeleer de leiding en opvoeding van God: het ongeloof heeft ons meer voordeel bezorgd dan het geloof van Magdalena.
Is hier geen aanleiding om ook over onze eigen gebreken na te denken?
Waarom laat God ons nog steeds fouten begaan?
Wij hebben dikwijls de beste voornemens deze of gene fout te vermijden.
En toch hervallen wij zo spoedig.
Het eerst antwoord is natuurlijk: Dat zijn wij. God geeft genade, de mens maakt fouten.
Zouden wij echter ook niet aan de opvoeding van God denken?
God heeft wellicht zijn bijzondere bedoelingen, dat Hij ons die fouten laat behouden.
In ons leven zullen wij dit doel nooit geheel inzien.
Maar één ding wordt ons reeds duidelijk.
Wij hebben zulke zware gewichten nodig voor de zeereis van onze ziel.
Anders zouden wij niet ijverig genoeg, te luchthartig zijn.
Hoe kostbaar is voor de vooruitgang van onze ziel het bewustzijn van de zwakheid en armzaligheid.
Eerst aan de andere zijde van het graf zullen wij inzien, van welke grote betekenis ook de hindernissen en zwakheden van ons leven waren – zowel in het leven van de enkeling als van de Kerk.