Heilige AGNES*

"Ik ben met Hem verloofd…Hem alleen blijf ik trouw”.
 
 
In de maagdelijke en heldhaftige bruid van God, AGNES, stelt de heilige Kerk zich zelf voor en daarom laat zij ons in haar van liefde gloeiende ziel schouwen; het brevier van heden is een Hooglied, een bruidszang van de kerk aan de goddelijke bruidegom.
Ook onze ziel, een afbeelding van de Kerk moet een "Agnes” worden.
 
De heilige AGNES:
Sterfdag: 21 januari (einde derde eeuw).
Graf: te Rome (van de heilige Agnes buiten de muren);
Afbeelding: voorgesteld op jeugdige leeftijd met martelaarskroon en met lam.
Leven: Agnes is een van de beroemdste heiligen figuren van de Roomse Kerk en de grote kerkvaders wedijveren in het verkondigen van haar lof.
De heilige Hieronymus schrijft: "Alle volkeren, bijzonder de christelijke Kerken prijzen in woord en geschrift de levensloop van de heilige Agnes.
Zij zegevierde zowel over haar jeugdige leeftijd als over de harteloze tirannen; als erekroon van de onbevlekte onschuld verwierf zij de roem van het martelaarschap.”.
De naam van de heilige moet van het Grieks( hagné d.i.de zuivere), maar niet van het Latijn agna d.i. lam. Nochtans heeft de Latijnse betekenis zich gehandhaafd.
 

Afbeelding invoegen

De heilige Augustinus kent beide betekenissen: "Agnes betekent in het Latijn een lam, in het Grieks de zuivere”.
Van de Latijnse betekenis is het gebruik afkomstig, dat jaarlijk in de kerk van de H.Agnes te Rome op de dag van heden de wijding van de Agnes lammeren geschied, waarvan de wol dient voor het pallium van de aartsbisschoppen.
In de grafkerk, haar ter eer door keizer Constantijn gebouwd, heeft Paus Gregorius de Grote reeds enige van zijn homilieën gehouden.
Omtrent het leven van de heilige hebben we maar weinig betrouwbare gegevens behouden.
De oudsten vinden wij in het schrijven van de heilige Ambrosius over de maagden, dat ook vandaag in het brevier staat.
Het latere (weliswaar onechte) lijdensverhaal is hierom voor ons van grote betekenis, omdat daaraan sinds onheuglijke tijden de gezangen van het brevier ontleend zijn.

Levensgeschiedenis volgens de liturgische gezangen:
Toen de dertienjarige Agnes eens uit de school kwam liep haar de zoon van de stadsprefect tegemoet en ontstak in vurige hartstocht voor haar.
Om haar te winnen, wilde hij haar met kostbaarheden overladen, maar Agnes wees hem af.
"Ga weg van mij, gij voedsel van de dood, want ik heb al een andere Minnaar gevonden.” (1ste antifoon van de 1ste nachtwake).
"Door Zijn ring heeft onze Heer Jezus Christus zich met mij verloofd en met de bruidskroon versierd”. (3de antifoon van de Lauden).
"Hij heeft mijn rechterhand en mijn hals met kostbare stenen omhangen.
Hij begiftigde mij met onschatbare juwelen oorhangers en Hij sierde mij met heerlijk schitterende edelstenen.” (2de antifoon van de 1ste nachtwake).
”Hij heeft mij bekleed met het gewaad des heils en mij met het kleed van de vreugde omgeven” (1ste antifoon van 2denachtwake).
"Honing en melk heb ik uit Zijn mond ontvangen en zijn bloed heeft mijn wangen rood gekleurd” (2de antifoon van de 2de nachtwake).
 
Toespeling op de Heilige Eucharistie:
De dopelingen ontvingen na de H. Communie melk en honing; de christenen waren gewoon ook de wangen en het voorhoofd met het heilig Bloed te tekenen:
"Ik bemin CHRISTUS , wiens bruidsvertrek ik zal binnentreden, wiens Moeder een Maagd is, wiens vader geen vrouw bekent, wiens muziek mij in lieflijke gezangen tegen klinkt.
Als ik Hem bemin blijf ik kuis, als ik Hem aanraak, blijf ik rein, als ik Hem ontvang, blijf ik maagd” (3de responsorium van de 1ste nachtwake).
"Reeds is Zijn Lichaam met het mijne verbonden en heft zijn Bloed mijn wangen gekleurd.
Met Hem ben ik verloofd, die de engelen dienen, wiens schoonheid zon en maan bewonderen.
Hem alleen blijf ik trouw, aan Hem schenk ik mij in volledige overgave".
Verbitterd over die afwijzing, beklaagde de zoon van de stadprefect zich bij zijn vader, die haar met opsluiting in een openbaar huis van de schande dreigde.
Agnes antwoordde: "Ik heb aan mijn zijde een bewaker van mijn lichaam, een Engel van de Heer” (2de antifoon van de Lauden).
Toen AGNES het huis van de schande was binnen gegaan, vond zij daar een engel van de Heer tot bescherming van haar gereed” (1ste antifoon van de Lauden); een licht omstraalde haar en verblindde alleen, die haar wilden naderen.
Een andere rechter veroordeelde AGNES nu tot de brandstapel, omdat de heidense priesters haar van toverijbeschuldigden.
De heilige AGNES bad te midden van de vlammen, met uitgespreide armen: "Tot U bid ik, almachtige, Eerbiedwaardige VADER! Door Uw Heilige Zoon ben ik ontsnapt aan de bedreigingen van de goddelozen Tiran en ging met smetteloze voeten door de drek van de zonde; nu echter, zie, ik kom tot U, dien ik heb bemind, naar wie ik heb verlangd, naar wie ik altijd heb uitgezien” (antifoon bij het Magnificat in de 1ste vespers).
Zij dankt: "Almachtige, Aanbiddelijke, Eerwaardige, Vreeswekkende, Ik prijs U, want door Uw aanbiddelijke Zoon, ben ik aan de dreigementen van de goddeloze mensen ontkomen en ging met onbesmette voeten door de drek van de duivel.
U belijd ik met mijn lippen, naar U verlang ik met mijn hart en al mijn krachten” (3de responsorie van de 3de nachtwake).
Dan dooft de vlam uit: "Ik zegen U Vader van mijn Heer Jezus Christus, omdat door Uw Zoon het vuur rondom mij is geblust” (4de antifoon van de Lauden).
Nu verlangt zij naar vereniging met Christus.
"Zie, waarnaar ik verlangde, zie, wat ik hoopte, heb ik reeds ontvangen; met Hem ben ik verenigd in de Hemel, die ik op aarde met volledige overgave heb liefgehad” (antifoon bij het Benedictus).
Haar gebed werd verhoord; de rechter laat haar met het zwaard onthoofden.
 
Breviergebed:
De lezer wordt vandaag de overweging van de gezangen aanbevolen.
Daarin ligt veel Oude-Christelijke stof voor meditatie.
Even klassiek is de preek van de heilige Ambrosius op sint AGNES: "Het is vandaag de geboortedag (voor de Hemel, dus sterfdag op aarde) van een maagd.
Volgen wij haar zuiverheid na!
Het is de geboortedag van een martelares, brengen wij ook offers.
Het is geboortefeest van de heilige AGNES; de mannen kunnen haar bewonderen, dat de kleinen niet wanhopen, de gehuwde vrouwen verbaasd staan en de ongehuwden haar navolgen!
Hoe kunnen wij haar naar waarde prijzen, wier naam zelfs niet van lof verstoken is?
Wij zien bij haar een godsvrucht, die ver boven haar leeftijd uitgaat, een deugd, die ver haar natuurlijke krachten overtreft, zodat het mij voorkomt.
Dat zij niet slechts de naam van een mens heeft gehad, maar een voorspellende naam, die aanduidde, wat zij worden zou.
De naam van de maagd staat borg voor haar zuiverheid.
Ik behoef haar slechts martelares te noemen, dan heb ik haar voldoende geprezen.
Overvloedig is zulk een lofspraak, waarnaar wij niet hoeven te zoeken, maar die vanzelf gegeven is.
Niemand is lofwaardiger, dan die door allen geprezen wordt.
Zo veel mensen, zoveel lofredenaars.
Zij prijzen haar als martelares, als zij maar over haar spreken.
Op dertienjarige leeftijd, wordt van haar verhaald, dat zij zelfs de tedere leeftijd van een kind niet spaarde.
Hoe groot moet echter de kracht van het Geloof zijn, waarvoor reeds deze jeugdige leeftijd getuigde.
Was er in dat tengere lichaam wel plaats voor wonden?
En zij, die nauwelijks plaats had voor de folteringen, bezat toch moed om over alle pijnen te zegevieren.
Onverschrokken staat zij voor de van bloed druipende handen van de beulen, onbeweeglijk onder het schudden van de rammelende ketenen; nu eens biedt zij geheel haar lichaam aan het zwaard van een razende soldaat, nog niet wetend wat sterven is, maar ertoe bereid.
Dan weer strekt zij, als tegen haar wil naar de altaren van de afgoden gesleurd wordt, te midden van de vlammen haar handen uit naar CHRISTUS en richt in de onheilige offerplaatsen zelf het zegeteken op van de overwinnende Heer (door de kruisvorm van haar lichaam).
Dan weer worden haar hals en beide handen in boeien geklonken.
Maar geen enkele boei kon zulke tedere ledematen omsluiten.
Een nieuw soort martelaarschap!
Nog was het kind niet rijp voor de folteringen, maar wel rijp voor de overwinning.
Strijden kon zij met moeite, maar het viel haar gemakkelijk gekroond te worden.
Een leermeesteres in de deugd heeft zij zich getoond ondanks haar jeugdige leeftijd.
Geen bruid spoed zich zo naar het bruidsvertrek, als dit jeugdig kind, blij naar de plaats van de terechtstelling snelde.
Allen schreiden, alleen zijzelf niet.
De meesten verwonderen zich, dat zij, die nauwelijks haar leven begonnen was, er zo gemakkelijk aan verzaakte, alsof zij het reeds voleind had. Allen staan er verbaasd over, dat zij, die wegens haar leeftijd nog niet voor zich zelf kon opkomen, als getuige van de Godheid van Christus opstaat. Hoe tracht de beul haar schrik aan te jagen, hoe vleit hij haar om haar tot afval over te halen, hoe velen verlangden haar als bruid te bezitten.
Wat talmt gij beul?
Moet het lichaam dat nog kan behagen aan ogen, die ik niet wil, ten gronde gaan?
Zo stond zij daar, bad en boog de hals.
Toen kon men de beul zien sidderen, als ware hij zelf de veroordeelde; men zag zijn rechter hand beven, zijn gelaat verbleken, beducht voor het gevaar, dat een ander bedreigde, terwijl het meisje het hare niet vreesde.
Gij ziet dus hier in één offer een dubbel martelaarschap, dat van de maagdelijkheid en dat van het Geloof.
Maagd bleef zij en verwierf de kroon van het martelaarschap.