De ijverzuchtigen

" Want ik ben na-ijverig op u met goddelijke ijverzucht " II Cor.11:1)
 
Wie goed luistert, hoort hier een hartetaaltje.
Het is een bekentenis.
Het is een liefdesverklaring aan de mensen van een apostel.
De liefdesverklaring van een apostel kan en mag niets anders zijn dan één uitstorting van wensdromen en hartsverlangens.
Menigeen komt zo iets onwaarschijnlijk voor.
Toen in een berucht gedeelte van onze grote steden kloosterzusters kwamen om in de huishoudens te werken, uitten vele mannen hun verbazing met de woorden: "Daar zal wel wat achter zitten, want zoiets doen ze niet voor niks”.
En ze maakten de bekende veelbetekenende schuifbeweging met vinger en duim, die het symbool is van de mammon.
Maar toen de zusters dag in dag uit onvermoeid bleven komen, de kamers opruimden, de kinderen naar school hielpen en de moeders bijstonden, begonnen ze iets te bevroeden van het geheim, dat er wél achter stak: de liefde tot God en de liefde tot de mensen.
Het is heel moeilijk dergelijke gewaarwordingen te beschrijven.
Men zou er bij wijze van spreken voor moeten afdalen in het hart van ‘n apostel.
 

Afbeelding invoegen

Alle eeuwen van het christendom door vindt men plotseling in een of meerderen dat oplaaiend vuur van mensenliefde, dat vanaf Paulus de mensen zal verbazen, zo dat ze weigeren er in te geloven.
Ik denk aan Franciscus Xaverius, aan Grignon de Montfort.
Ze zijn er letterlijk weg van.
Hun liefde voor de zielen neemt de uiterlijke gelijkenis aan van een roes; is in zekere zin een roes.
Als er maar veel van dergelijke ijverzuchtigen waren, zou de wereld er anders uitzien.
Er zijn er niet genoeg.
Alleen een dergelijke laaiende liefde, zou in staat zijn de problemen tot een oplossing te brengen.
Er is namelijk zoveel zelfonthechting voor nodig, dat velen die blijkbaar niet op kunnen brengen.
Wie zich aan het heil der mensen wijdt, kan er op rekenen, dat hij geen rustig ogenblik meer zal hebben; dat vrijwel niets meer voor zichzelf zal hebben.
"De mensen”- dat is de massa van groot en klein, van allen, die elk voor zich tot in het oneigende gevarieerde mogelijkheden en vraagstukken.
Maar "de massa” betekent: de ononderbroken stroom, die van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat als in een nooit eindigend spreekuur zorgvuldig seconde na seconde beslag legt op hem, die zich met deze geestelijke en tijdelijke noden bemoeit.
De massa dringt op aan hem; op die éne, terwijl die ene heel alleen staat tegenover de duizenden, die allen beslag willen leggen op zijn tijd, zijn persoon, zijn werkkracht.
Dit contact vraagt alles.
Zonder een grote onthechting is het niet mogelijk dit werk te verrichten.
Vakantie zal hij niet hebben.
Rust zal hij niet vinden.
Wellicht heeft of had hij een liefhebberij in de vorm van één of andere wetenschaps- of kunstbeoefening – muziek, literatuur – hij zal haar moeten laten varen.
Want de massa overstroomt als een watervloed zijn leven en vult onmiddellijk elke opening.
De massa – omdat zij massa is – is onbarmhartig, want ieder van haar eist hem voor zich op zonder te bedenken, dat duizenden anderen dat ook doen.
Grignon de Montfort had legers van duizenden zieken te verzorgen, lichamelijk en geestelijk zieken.
Wat zou er bij zo’n getal voor hem nog overblijven aan tijd voor iets anders?
Heeft hij geld – hij zal het onherroepelijk kwijtraken aan de ontelbare misdeelden, die als zinkputten zijn.
Heeft hij invloed, dromen zullen zijn deur belegeren om zijn voorspraak te krijgen.
Lees het leven van Clemens Maria Hofbauer.
Gij zult er iets van begrijpen.
De apostel, die de mensen liefheeft, zal niets voor zichzelf houden.
En als hij de offervaardigheid, de onthechting mist, zal hij, hoe goed hij het ook bedoelt, geen apostel zijn.
Overigens zijn dit kwesties, waarin hij zich niet verdiept.
Als hij apostel is, is hij het ook, dat wil zeggen: is er die onthechting, is het sjouwen onder de mensen zijn lust en zijn leven, gééft hij alles weg zonder nadenken, omdat hij anderen gelukkig wil zien, ligt hij op de loer om elke ziel te ontroven aan de klauwen van het kwaad.
Paulus zegt het weer op de enige manier, waarop het gezegd moet worden: "met goddelijke ijverzucht”.
God móet ijverzuchtig zijn op elke ziel.
Want Hij is het middelpunt van al het geschapene.
God schiep om gelukkig te maken.
Hij wilde alle mensen gelukkig maken.
Daarom is Hij ijverzuchtig op alle mensen.
Wie er iets van wil begrijpen, moet een uur gaan mediteren over de betekenis van Kerstmis.
Wát heeft God voor de mensen over gehad!
Tussen aarde en hemel blijft dit mysterie van de menswording hangen als ’n eeuwige verbijstering.
Afgemeten naar deze dimensies, moet de liefde van de apostel tot de mensen ook heel zijn wezen in beslag nemen.
Laat ons God bidden om apostelen, die ijverzuchtig zijn op de zielen met goddelijke ijverzucht.
 
H. de Greeve
 
15 december 1949