Heilige JANUARIUS*

 
Heilige Januarius, bisschop en Gezellen:
Januarius was bisschop van Beneventum en moest in de vervolging van Diocletianus (305) met zijn Diakens Socius en Fastus en zijn Lector Desiderius de gruwzaamste martelingen verduren, waaruit zij door Gods bijstand ongedeerd te voorschijn kwamen.
Zo deden de op hen losgelaten wilde dieren hun geen leed.
Tenslotte werden zij in Puteo onthoofd.
Hun lichamen werden in naburige steden met eerbied begraven.
De heilige Januarius kwam in Napels terecht.
"Vermeld dient te worden dat nog heden het bloed van de heilige martelaar, dat in een glazen flesje in gestolde toestand wordt bewaard, zodra het in de nabijheid van het hoofd wordt gebracht, in enige minuten vloeibaar wordt en op wonderbare wijze opbruist, als was het zo even eerst vergoten”.(brevier)
Kardinaal Schuster schrijft in zijn liber Sacramentorum 3.233: "De schrijver heeft het bloedwonder van dichte nabijheid uit gezien en kan het bevestigen.
 


Met allen, die daaromtrent navorsingen hebben gedaan, bekent hij, dat een natuurlijke verklaring niet mogelijk is”.

Levende Liturgie: Bisschop en diaken en lector, de drie liturgische ambtspersonen, geven blijde hun leven voor CHRISTUS.
Wat een voorbeeld voor ons!
Zij hebben niet alleen gepreekt met woorden maar ook metterdaad.
Zij hebben niet alleen bij de H. MIS een geestelijk offer gebracht, zij zijn de Heer gelijk geworden door het bloedig offer van hun dood.
Bisschop, diaken en lector, dat zijn de oorspronkelijke ambtspersonen van de Oude Kerk.
Als wij heden ten dage de Liturgie weer levend maken, zullen deze liturgische ambtsdragers en hun eigenlijk functies van de menigte der verschillende Priesterlijke titels en waardigheden gescheiden worden.
Dat zal een dubbel nut hebben.
1. Wij zullen ons wederom klaarder bewust worden van onze werkelijk plichten: de Bisschop en ook de Pastoor is op de eerste plaats bedienaar van de Liturgie en Verkondiger van het Woord Gods.
Het heilig Misoffer en de Preek zijn direct en indirect zijn voornaamste bezigheden.
2. Dikwijls zullen de liturgische ondergeschikte posten, die tegenwoordig nog maar enkel voor de vorm bestaan, weer aan leken overgaan.
De levende parochie heeft een diaken of een diacones nodig, die zich de armen aantrekt en voor hen zorg draagt.
Zij heeft behoefte aan mensen, die bij de uitoefening van de eredienst, gewichtige hulpdiensten verrichten.
Er is behoefte aan een Lector en een Cantor.
Zonder die gaat het thans niet.
Wij moeten lector- en cantorscholen oprichten en in de parochie jonge mannen vormen, die, die in het Misboek thuis zijn, die kunnen voorlezen en voorbidden.
Vooral organisten moet we hebben, want die zijn belangrijk.
Zij moeten kennis hebben van en liefde voor het Gregoriaans en de Liturgie.
Als we dat bereiken, dat in de parochie de drie voornaamste ambten hun man staan: de bedienaar van de Liturgie en de Verkondiger van het Woord, de armen zorger en de lectorcantor, dan kan de levende parochie groeien.