40 Dagen in de woestijn

 
Broeders en zusters,
Nu de carnavalsdagen achter de rug zijn, is alweer het moment aangebroken om terug te keren naar het leven van alle dag.
Of sterker nog: wij gaan versterven, veertig dagen lang gaan wij ons voorbereiden op het paasfeest en daarmee voorafgaand, het lijden en sterven van Jezus, onze Heer en Verlosser.
Wij beginnen vandaag de veertigdaagse vastentijd.
Wij gaan als volgelingen van Christus in deze periode met Hem door de woestijn.
Wij volgen Hem op de weg van het lijden, wij gaan met Jezus als het ware ten onder om daarna met Pasen, met Hem er weer boven op te komen.
Een tijd van boete en bekering, van bidden, versterven en het geven van aalmoezen.
We zingen of bidden het in deze vastentijd meerdere malen in het "Attende Domine”: Emendemus in melius, quae ignoranter peccavimus: ne subito praeoccupati die mortis, quaeramus spatium paenitentiae, et invenire non possimus.
Laten wij de fouten verbeteren die wij in onwetendheid bedreven hebben, opdat wij niet, plotseling verrast door de dag van de dood, tijd voor boete zoeken en deze niet kunnen vinden.
Boete en bekering, bidden, versterven en het geven van aalmoezen, het zijn boetvaardige gebruiken van de vastentijd.


De relatie van elk mens tot God, tot de naaste en tot zichzelf worden door deze oefeningen gezuiverd en teruggebracht tot het wezenlijke.
Maar Jezus waarschuwt ons ervoor dat zelfs deze goede gewoontes op een verkeerde en slechte manier gebruikt kunnen worden.
Het verhevene en het verdorvene liggen vooral uiterlijk vaak heel dicht bij elkaar.
Het gedrag kan bij de één een uiting zijn van ootmoedigheid en dienstbaarheid aan God en de medemens terwijl het bij de ander een zelfzuchtige uiting van hoogmoedigheid en/of ijdelheid.
Om de mens te behoeden voor de bekoringen om deze gebruiken voor het oog van de mensen te doen, laat God de mens afdalen tot zijn eigen kleinheid en nederigheid.
Om hier uiterlijk gehoor aan te geven laten wij ons vandaag gewijde as opleggen, de geringheid van de stof als een herinnering aan onze eigen kleinheid voor God en ook aan onze goddelijke uitverkiezing, dat God uit stof de mens schiep naar Zijn beeld en gelijkenis.
De vastentijd is dus een tijd van toegeven en geven.
Toegeven en bekeren is duidelijk, maar geven en geven kunnen twee totaal verschillende bedoelingen hebben.
Hierover is Jezus in het evangelie heel duidelijk.
Je kunt geven vanuit je hart, naar wat je hebt.
Maar je kunt ook geven, niet uit bewogenheid, maar om persoonlijk voordeel, om in de ogen van anderen goed te doen, zoals de farizeeën dat deden.
Zij doen hun goede werken omdat anderen hen hierom zullen eren en prijzen.
Dus om eigen eer en roem.
Bij hun ging het alleen maar om de naam en de eer, de zogenaamde "vrome mensen”, ja, dit was alleen maar één brok ijdelheid en had helemaal niets te maken met godsvrucht.
Beste mensen, wij moeten niet bidden en vasten voor onszelf, wij hoeven dit niet aan anderen te laten zien.
Jezus zegt immers in het evangelie: " Als gij bidt, gedraagt u dan niet als de schijnheiligen die graag in de synagogen en op de hoeken van de straten staan bidden om op te vallen bij de mensen, zij hebben hun loon al ontvangen, maar ga dan in uw binnenkamer, sluit de deur achter u en bid tot uw Vader, die in het verborgene is.” Het bidden en vasten waartoe Jezus ons vandaag oproept, gaat om meer, om veel meer.
Het gaat er juist om dat wij meer voor de ander kunnen betekenen.
Vooral de medemens in nood, de eenzamen en de zieken.
Want zegt Jezus zelf niet: "Wat gij aan de minstens der mijnen hebt gedaan, hebt gij aan mij gedaan”? Al deze daden komen onze verhouding met God ten goede, aan wie uiteindelijk alle dank en eer toekomt.
En hiervoor hoeven wij niet de aandacht te trekken want: "Uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het ons vergelden”.
In de eerste lezing van vandaag staat bij de profeet Joël dat wij moeten samenkomen in een heilige bijeenkomst.
Wat wil dat zeggen: allereerst in waarheid, echt zijn, van binnen en van buiten, zonder schijnheiligheid, zonder huichelarij, maar oprecht en eerlijk. Het gaat hier om het diepste van ons hart.
Het nodigt ons uit om ons zelf eens de vraag te stellen: mag God aanwezig zijn in die meest verborgen kamer van ons binnenste of zijn wij daar liever alleen?
Laten wij vandaag beginnen in ons hart te openen voor God, Hij houdt van ons, Hij wil bij ons wonen.
Mogen wij ons dan zo voorbereiden op het komende Paasfeest.
Amen.

Hans Smits