H. Albertus de Grote

 
 
Albertus Magnus (ook Albertus de Grote of Albert von Lauingen genoemd) (Lauingen (Donau), Zwaben, ca. 1200 - Keulen, 15 november 1280) was een Duitse filosoof en theoloog, en is een heilige.
 
Albertus Magnus werd Doctor Universalis genoemd als erkenning voor zijn grote kennis op alle wetenschapsgebieden.
 
Albertus werd rond 1200 in Lauingen geboren als de oudste zoon van Markward von Lauingen, die mogelijk deel uitmaakte van de lagere dienstadel van Hohenstaufen.
Over zijn vroegste jeugd is niet veel bekend.
Hij ging naar de universiteit van Padua om de vrije kunsten te studeren.
Hij trad hier in 1223 in bij de Dominicaner Orde, na onder de indruk te zijn geweest van de preken van Jordanus van Saksen, de opvolger van de stichter van de orde (Dominicus Guzman).
In Padua en in Bologna vervolgde hij zijn theologiestudie en vanaf 1228 gaf hij in de kloosters te Regensburg, Freiburg, Straatsburg, Hildesheim en Keulen onderwijs in de theologie.

De communiteit van Keulen stuurde Albertus in 1243-1244 naar Parijs, waar hij kennismaakte met het gedachtegoed van Aristoteles en Averroës. In 1247 behaalde hij daar de graad van magister in de theologie en doceerde met veel succes.
Onder zijn gehoor was zijn medebroeder Thomas van Aquino, die Albertus in 1248 naar Keulen volgde, waar Albertus de leiding kreeg van het nieuwe Studium Generale van de dominicanen.
In Keulen doceerde hij vooral de filosofische en natuurwetenschappelijke werken van Aristoteles en gaf Keulen zo de reputatie van centrum van de wetenschap.
Tussen 1254 en 1257 was Albertus provinciaal van de Duitse provincie der dominicanen.
In deze tijd hield hij zich onder andere bezig met de verdediging van de dominicanen tegen de aanvallen van de Parijse Faculteit en de fouten in het werk van de Arabische filosoof Averroes.
Albertus was een vaardig bemiddelaar bij geschillen.
Er zijn twintig geschillen bekend waarin hij bemiddelde.
Drie conflicten tussen de stad Keulen en de aartsbisschop van Keulen regelde hij met succes.
Paus Alexander IV riep Albertus in 1256 naar Rome om bij een geschil op te treden, en benoemde hem in 1260 tot bisschop van Regensburg.
Dit ambt behaagde Albertus niet en nadat paus Urbanus VI aangetreden was, vroeg hij in 1262 om ontslag.
De paus verleende dit en gaf hem de opdracht Duitsland en Bohemen op te roepen tot het houden van een kruistocht (de Achtste Kruistocht). Tussen 1264 en 1267 leefde en doceerde Albertus in Würzburg en Straatsburg.
In 1270 keerde hij definitief terug naar Keulen in het klooster van de dominicanen, waar hij de laatste jaren van zijn leven vooral wijdde aan onderricht en studie.
In 1274 nam hij deel aan het Tweede concilie van Lyon.
Na de dood van zijn oud-leerling Thomas van Aquino op 12 maart 1274 verdedigde hij diens werk tegen critici.
Albertus overleed op 15 november 1280.
 
Zijn stoffelijke resten bevinden zich in de crypte van het Sankt Andreasklooster te Keulen.
In 1622 werd Albertus door Paus Gregorius XV zalig verklaard.
De heiligverklaring vond plaats op 16 december 1931 door Paus Pius XI.
Deze paus benoemde hem tegelijk tot kerkleraar en patroonheilige van de wetenschap.
 
Het is niet eenvoudig om een lijst van Albertus' werken te geven.
Al in de late Middeleeuwen verschenen er de nodige werken onder zijn naam die echter niet van zijn hand zijn.
De moderne edities van zijn werken gaat zo'n zeventig delen beslaan.