H. Stefanus

 
Alwat we weten van Stefanus, staat verteld in het bijbelboek Handelingen van de Apostelen: 06,08-07,60.
Om te beginnen horen we hoe enige tijd na Jezus' heengaan het aantal leerlingen toeneemt onder invloed van de verkondiging der apostelen.
Omdat zij - in tegenstelling tot hun Joodse broeders - geen onderscheid maakten tussen joden en niet-joden nam ook het getal van Griekse (of Hellenistische) volgelingen toe.
Maar kennelijk kroop het bloed waar het niet gaan kon.
De Hellenisten begonnen zich bij de apostelen te beklagen dat hun weduwen achtergesteld werden bij die van de joden.
Daarom werden er zeven diakens aangesteld, die op een eerlijke verdeling van goederen moesten toezien. Eén van hen was Stefanus.
Van hem wordt gezegd dat hij was "een man vol geloof en Heilige Geest".
Nadat nog wordt opgemerkt dat het getal der leerlingen in Jeruzalem almaar toenam, richt zich alle aandacht op Stefanus.
Stefanus nu, vol genade en kracht, deed grote wondertekenen onder het volk.
Sommige leden echter van de zogenaamde synagoge der vrijgelatenen, Cyreneeërs en Alexandrijnen en sommige mensen uit Silicië en Asia begonnen met Stefanus te redetwisten, maar zij konden niet op tegen de wijsheid en de geest waarmee hij sprak.
Toen stookten zij heimelijk mannen op om te verklaren: "Wij hebben hem lastertaal horen spreken tegen Mozes en tegen God."
Tegelijkertijd ruiden zij zowel het volk als de oudsten en schriftgeleerden op.

Onverhoeds maakten zij zich van hem meester en brachten hem voor het Sanhedrin, waar men valse getuigen liet optreden die beweerden: "Die man houdt niet op te spreken tegen de heilige plaats en tegen de Wet.
Want wij hebben hem horen zeggen, dat die Nazoreeër Jezus deze plaats zal afbreken en de voorschriften veranderen, die Mozes ons heeft overgeleverd." Alle leden van het Sanhedrin vestigden hun blik op hem en zagen dat zijn gelaat leek op dat van een engel.
De hogepriester vroeg nu: "Is dat werkelijk zo?" Hierop nam Stefanus het woord. [In zijn toespraak doorloopt hij het oudste gedeelte van Gods geschiedenis met zijn volk, 'de Wet', de eerste vijf boeken van Mozes.
Daarin toont hij aan dat de Joodse gebruiken, met name de tempel, van voorbijgaande aard is. Hij besluit zijn toespraak als volgt:] "Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oor, nog altijd weerstreeft u de heilige Geest, juist zoals uw vaderen deden. Wie van de profeten zijn door uw vaderen niet vervolgd? Gedood hebben zij hen die de komst aankondigden van de Rechtvaardige, wiens verraders en moordenaars uj nu geworden bent, u nog wel die de Wet hebt ontvangen door bemiddeling van de engelen; maar u hebt ze niet onderhouden."
Toen ze dit hoorden, werden ze woedend en knarsetandden tegen hem. Maar hij, vervuld van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand; en hij riep uit: "Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand." Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem af. Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem. De getuigen legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Saulus heette. Terwijl zij Stefanus stenigden, bad hij: "Heer Jezus, ontvang mijn geest." Toen viel hij op zijn knieën en riep met luider stem: "Heer, reken hun deze zonde niet aan." Na deze woorden ontsliep hij.